Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/2411/GV, 6 november 2003, beroep
Uitspraakdatum:06-11-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/2411/GV

betreft: [klager] datum: 6 november 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 17 oktober 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.Kotterman, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 6 oktober 2003 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Het feit dat klager tijdens een proeftijd zou hebben gerecidiveerd en/of zich niet aan aanwijzingen van de reclassering zou hebben gehouden, brengt niet met zich dat hetonverantwoord is dat klager thans verlof wordt verleend. Met het drugsontmoedigingsbeleid had rekening kunnen worden gehouden in die zin, dat was bepaald dat verlof mogelijk was na een periode van drie maanden. Klager is het oneensmet het ongemotiveerde advies van de politie. De politie heeft niet met klager gesproken, hetgeen inhoudt dat het advies uitsluitend op klagers verleden is gebaseerd.

De Minister heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager komt reeds sinds 1987 met politie en justitie in aanraking. Binnen een proeftijd die eind 2001 aanving, pleegde klager meerdere strafbare feiten. Daar komt bij dat klager op 16 augustus 2003 softdrugs heeft gebruikt (117THC). In het kader van het drugsontmoedigingsbeleid betekent dit dat klager de eerste drie maanden na het gebruik niet voor verlof in aanmerking komt. In deze drie maanden moet klager vervolgens „schoon“ blijven en zich ookoverigens gedragen. Eerst na die drie maanden kan zulks worden beoordeeld. De suggestie van klagers raadsman om het verlof wel toe te staan, maar dan pas na drie maanden te laten ingaan, was dan ook niet aan de orde.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van het huis van bewaring Arnhem-Zuid heeft bericht dat klager zich tijdens een eerdere detentie heeft onttrokken aan zijn detentie (26 mei 1997). Op 16 augustus 2003 had klager een positieve (inkomsten-)urinecontrole(117 THC). De directeur adviseert het gevraagde verlof niet te verlenen, omdat hij vreest dat klager niet zal terugkeren van verlof of anderszins misbruik zal maken van het verlof.
Het openbaar ministerie heeft bericht geen advies uit te brengen, omdat alleen advies hoeft te worden uitgebracht in strafzaken waaraan een executie-indicator is gekoppeld.
De politie in het district Arnhem-Veluwezoom adviseert het gevraagde verlof niet te verlenen. Gelet op de hoeveelheid strafbare feiten die klager, die bekend staat als drugsgebruiker, heeft gepleegd, acht de politie de kans oprecidive zeer wel aanwezig.

3. De beoordeling
Klager ondergaat twee gevangenisstraffen van respectievelijk vierentwintig maanden met aftrek en vijf maanden met aftrek , wegens diefstal en inbraak. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 19 juli 2004.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal vijf verlofaanvragen indienen.

Namens klager is verzocht klager te horen omtrent het ingediende beroepschrift. De beroepscommissie wijst dit verzoek af, omdat zij zich voldoende ingelicht acht om op het beroep te beslissen.

De beroepscommissie stelt vast dat klager zich door een proeftijd niet heeft laten weerhouden van het plegen van nieuwe misdrijven. Zij stelt voorts vast dat klager zich tijdens een eerdere detentie in mei 1997 heeft ontrokken aande tenuitvoerlegging van zijn straf. Tenslotte stelt zij vast dat klager op 16 augustus 2003 positief heeft gescoord bij een urinecontrole (117 THC).

De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een voldoende contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve is de beslissing van deMinister niet in strijd met de wet en kan deze, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 6 november 2003

secretaris voorzitter

Naar boven