Nummer: R-18/2037/GB
Betreft: [klager] datum: 29 november 2018
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.W. Langereis, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 25 oktober 2018 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het verzoek tot uitstel van klager gericht tegen de oproep zich op 26 oktober 2018 te melden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Arnhem afgewezen.
2. De feiten
Op 10 augustus 2018 is klager opgeroepen om zich op 26 september 2018 te melden in de p.i. Arnhem. Klager heeft op 26 september 2018 om uitstel verzocht en dit uitstel is verleend. Klager is op 27 september 2018 een nieuwe oproep toegezonden om zich op 26 oktober 2018 te melden in de p.i. Arnhem voor het ondergaan van 180 dagen gevangenisstraf. Op 24 oktober 2018 heeft klager nogmaals om uitstel verzocht en dat is op 25 oktober 2018 door de selectiefunctionaris afgewezen. Klager verblijft sinds 26 oktober 2018 in de p.i. Achterhoek.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager is op 25 september 2018 met ernstige hartklachten met spoed naar het ziekenhuis vervoerd en vervolgens in de avond nogmaals na een zelfmoordpoging. Klager ligt sinds 2005 in de clinch met het RDW over een in beslag genomen auto. Door toedoen van vele boetes en in beslagname van verschillende voertuigen van klager is zijn inkomen ernstig verminderd en moest hij noodgedwongen zijn huurwoning verlaten. Klager heeft in die periode een aantal minder bewuste keuzes gemaakt waartoe hij zich gedwongen voelde om aan zijn financiële verplichtingen te kunnen voldoen. Familiair heeft klager ook de nodige strubbelingen gehad. Na gescheiden te zijn, heeft hij zijn vier kinderen niet meer gezien of gesproken. Deze situatie zorgt voor veel stress en verdriet. Klager heeft in zijn leven meerdere malen geprobeerd om zich van het leven te beroven omdat hij ernstig gebukt ging onder de somatische alsook de psychische klachten door problematiek. Ook klagers huidige partner ervaart veel stress waardoor er onderling weer spanningen ontstaan. Klagers partner durft door traumatische ervaringen zelf geen auto meer te rijden. Klager brengt haar dan ook altijd met de auto naar haar werk. Wanneer klager in detentie verblijft, kan klagers partner niet meer naar haar werk. Het vooruitzicht dat klagers partner niet meer naar haar werk kan, betekent dat zij haar werk zal kwijtraken alsmede haar woning. Ook heeft zij nog de zorg over haar inwonende moeder. Deze zal dan ook de woning moeten verlaten. Klagers gezondheid is precair. Op 8 augustus 2018 is het verzoek tot gratie ontvangen en op 10 augustus 2018 is de zelfmeldprocedure aangevangen. Hierdoor is het gratieverzoek voor aanvang van de tenuitvoerlegging ingediend. Klager heeft eerder ten aanzien van zijn gezondheidstoestand al bewijzen overgelegd en doet dan in beroep opnieuw. Klager voert in een nadere reactie aan de stelling van de selectiefunctionaris, dat er bij het eerste verzoek medische stukken ontbraken, onbegrijpelijk te vinden. Klager heeft toen al informatie bijgevoegd van een zaalarts en de crisisdienst. Uit zowel de brief van de zaalarts als de brief van de medewerker van de crisisdienst blijkt dat klager detentieongeschikt is. Klager is van mening dat er in september 2018 voldoende aanleiding was voor een langduriger uitstel tot een nieuwe melding en dat, omdat in oktober 2018 deze informatie al bekend was, er voldoende aanleiding is voor een schorsing van de hechtenis tot er op het gratieverzoek is beslist.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is sinds 2 augustus 2018 bekend met het feit dat hij onherroepelijk is veroordeeld in het kader waarvan sprake is van noodzaak tot tenuitvoerlegging. In beroep zijn nieuwe medische stukken overgelegd die voorheen niet bekend waren bij de selectiefunctionaris. Gezien de hoeveelheid medische stukken die zijn meegestuurd, had de selectiefunctionaris deze kunnen voorleggen aan de medisch adviseur van de afdeling Individuele Medische Advisering (IMA). Het was wenselijk geweest, gezien de precaire gezondheidstoestand van klager, eerder een verzoek tot uitstel in te dienen danwel telefonisch overleg te voeren met de selectiefunctionaris. Onduidelijk is waarom dit niet is gebeurd. Voorts is in de mail van 24 oktober 2018 geen datum vermeld wanneer het verzoek tot gratie is ingediend. Ten tijde van het opmaken van de beslissing van 25 oktober 2018 heeft de selectiefunctionaris contact opgenomen met de Dienst Justis en aan de selectiefunctionaris is bericht dat er van rechtswege geen opschortende werking wordt verleend. Indien de datum van indiening van het gratieverzoek bekend was, had klager hierop kunnen inspelen bij de Dienst Justis. De selectiefunctionaris heeft op 8 november 2018 alsnog gesproken met de Dienst Justis en hem is bericht dat het verzoek nog in behandeling is en er nog geen sprake is van opschortende werking. Ook is er telefonisch contact gezocht door de selectiefunctionaris met de inrichting waar klager verblijft. Klager heeft medische stukken overhandigd en die zijn bekend bij de medische dienst van de inrichting. Klager heeft zich op 26 oktober 2018 gemeld in de p.i. Achterhoek te Zutphen. Er heeft een capaciteitsbuiging plaatsgevonden en klager is in plaats van in de p.i. Arnhem in de p.i. Achterhoek geplaatst.
4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van de p.i Achterhoek is een inrichting voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.
4.2. Klager, die onherroepelijk is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van beperkte gemeenschap worden geplaatst.
4.3. Klager heeft – wederom – verzocht de datum waarop hij zich dient te melden voor het ondergaan van de hem opgelegde gevangenisstraf uit te stellen in afwachting van een beslissing op het namens hem ingediende gratieverzoek. Het namens klager ingediende gratieverzoek heeft, gelet op het bepaalde in artikel 558a, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, geen opschortende werking van rechtswege. De Dienst Justis heeft te kennen gegeven aan het gratieverzoek geen opschortende werking te zullen verlenen. Zodoende staat het namens klager ingediende gratieverzoek niet aan de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf in de weg. Naar het oordeel van de beroepscommissie is een oordeel over de detentiegeschiktheid van gedetineerden voorbehouden aan de medisch adviseur van de afdeling IMA. Het doen van een verzoek tot het instellen van een onderzoek daartoe ligt op de weg van de selectiefunctionaris. Uit de stukken is gebleken dat de selectiefunctionaris medische stukken van klager overgelegd heeft gekregen waarna klager uitstel verleend heeft gekregen en een nieuwe oproep heeft ontvangen om zich op 26 oktober 2018 te melden. Niet is gebleken dat de selectiefunctionaris de medisch adviseur bij de afdeling IMA heeft geraadpleegd over klagers detentiegeschiktheid. Gelet op het voorgaande dient de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, als onredelijk en onbillijk te worden aangemerkt. Nu de selectiefunctionaris de door klager overgelegde medische informatie niet naar de medisch adviseur van de afdeling IMA heeft doorgestuurd teneinde een oordeel over klagers detentiegeschiktheid te verkrijgen, is voormelde beslissing niet zorgvuldig tot stand gekomen. De bestreden beslissing dient derhalve te worden vernietigd. De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. Vis-van Alff, secretaris, op 29 november 2018
secretaris voorzitter