Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/1919/GB, 13 december 2018, beroep
Uitspraakdatum:13-12-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-18/1919/GB

Betreft:            […]      datum: 13 december 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 4 oktober 2018 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot deelname aan een penitentiair programma (p.p.) afgewezen.

2.         De feiten

Klager is sinds 17 november 2017 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad. Op 15 oktober 2018 is hij geplaatst in het huis van bewaring (h.v.b.) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Groot Alphen. Op 22 oktober 2018 is hij daar in de gevangenis geplaatst.

3.         De standpunten

3.1.      Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klager is het oneens met de redenen die worden gegeven voor de afwijzing van het verzoek. Hij kan geen kant op.

3.2.      De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. De bestreden beslissing is gebaseerd op de afgegeven adviezen. Die hadden niet tot een andere conclusie kunnen leiden. Overigens is na de bestreden beslissing beslist tot klagers overplaatsing naar de p.i. Groot Alphen, omdat klagers gedrag zijn verblijf in het JC Zaanstad onwenselijk maakte. Dit gedrag is ook een reden om klager niet deel te laten nemen aan een p.p.

4.         De beoordeling

4.1.      In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het penitentiair programma en de gedetineerde moeten voldoen.

4.2.      Uit het selectieadvies van 2 oktober 2018 blijkt dat aan klager een groot aantal disciplinaire straffen is opgelegd tijdens zijn verblijf in de p.i. Zwolle (tot 17 juli 2018). Deze straffen werden opgelegd vanwege aangetroffen contrabande (handelshoeveelheid drugs; mobiele telefoon), positieve urinecontroles en een vechtpartij. In het JC Zaanstad was hij hanteerbaar, “maar liep wel op het randje”.

4.3.      Op 12 oktober 2018 is beslist tot klagers overplaatsing naar de p.i. Groot Alphen, omdat medegedetineerden te kennen gaven dat klager hen onder druk zette om contrabande in te voeren en omdat klager in negatieve zin erg aanwezig was. Het Openbaar Ministerie, de politie en de verlofcommissie adviseren negatief, vanwege klagers gedrag in de inrichting en omdat klager in het verleden meldplichten niet nakwam.

4.4.      Klagers huidige detentieverloop, zoals dat naar voren komt uit het voorgaande, verzet zich tegen zijn deelname aan een p.p. Klager moet eerst binnen de inrichting bewijzen dat hij zich houdt aan gemaakte afspraken, correct met anderen omgaat en zich volledig inzet om te stoppen met zijn drugsgebruik. Het p.p. brengt namelijk vergaande verantwoordelijkheden met zich mee. Klager heeft onvoldoende aangetoond dat hij hiermee kan omgaan. De bestreden beslissing kan daarom niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal dus ongegrond worden verklaard.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van P. de Vries, secretaris, op 13 december 2018.

 

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven