Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/1844/GV, 30 november 2018, beroep
Uitspraakdatum:30-11-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 


nummer:          R-18/1844/GV

betreft: [klager]            datum: 30 november 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 3 oktober 2018 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), alsmede van de onderliggende stukken. De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2.         De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt – samengevat – toegelicht. Het verzoek tot algemeen verlof is afgewezen, terwijl 11 februari 2019 de datum is waarop klager voorwaardelijk in vrijheid wordt gesteld. Hij staat open voor een begeleid wonen-traject, maar wil hiervoor eerst het overlijden van zijn vader een plek geven. Tijdens detentie heeft klager nog nooit positief gescoord op het gebruik van (hard)drugs. Voorts is het onbegrijpelijk dat de Minister de kans op onttrekking aanwezig acht, want klager krijgt niet de kans om zich te bewijzen. Ook een gebiedsverbod acht hij onbegrijpelijk. Dat sprake is van psychische problematiek vormt geen contra-indicatie voor verlofverlening, omdat geen tbs is opgelegd. Bovendien zijn de rapporten van de reclassering onrechtmatig en is het beklag dat klager hiertegen heeft ingediend gegrond verklaard. Hij werkt overal aan mee, heeft de cursus ‘Kiezen Voor Verandering’ afgerond en is afdelingsreiniger. Hij heeft zelfs contact willen zoeken met het slachtoffer. Kortom, hij werkt zodanig goed aan zijn re-integratie dat het belangrijk is dat hem verlof wordt verleend. Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt – samengevat – toegelicht.

Op basis van de inschatte risico’s, in het licht van de ernst van de feiten waarvoor klager is veroordeeld, en de constatering dat klager gebaat zal zijn bij een strak justitieel kader waarbij ingezet dient te worden op zijn psychische gesteldheid middels een behandeling, kon in redelijk worden geconcludeerd dat de bescherming van de maatschappij thans zwaarder weegt dan klagers belang bij verlof. De overweging dat een algemeen verlof met slechts elektronisch bepaalde beperkingen niet past binnen het ingezette detentie- en re-integratieplan is geen onredelijke afweging. Vanuit een eventueel ingezet begeleid en beschermd behandeltraject kan mogelijk worden toegewerkt naar het verlenen van vrijheden. De beslissing is – gelet op het bovenstaande – op juiste gronden genomen en kan niet als onredelijk worden gezien.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht. De vrijhedencommissie heeft positief geadviseerd ten aanzien van verlof voor de duur van twaalf uren, mits elektronisch toezicht wordt toegepast gedurende de daguren. De advocaat-generaal bij het ressortparket te Arnhem-Leeuwarden heeft negatief geadviseerd ten aanzien van verlofverlening. Klager kent een uitgebreide justitiële documentatie, behoort tot de TopX van Nijmegen, hem is eerder een ISD-maatregel opgelegd en hij kent (periodes van) psychische problematiek. De vrees voor recidive is aanwezig gelet op de mogelijke afhankelijkheid van drugs. Daarbij is hij binnen de inrichting disciplinair gestraft en heeft hij eenmalig een positieve urinecontrole gehad. Bij gebreke van een onderbouwd en tot in detail beschreven concreet plan wordt het ingenomen standpunt gehandhaafd. De politie heeft het verlofadres geverifieerd en in orde bevonden.De reclassering stelt in haar advies dat zij – gelet op het feit dat klager ontkent – beperkt verband kan leggen tussen de leefgebieden en het delict gedrag. Bij klager worden problemen op vrijwel alle leefgebieden geconstateerd, hetgeen zorgen behoeft gedurende detentiefasering. Vanuit het diagnostische instrument en haar professionele oordeel acht zij het risico op recidive en onttrekking aan de voorwaarden hoog. De reclassering adviseert een verblijf in een beschermde woonvorm en een behandelverplichting.

3.         De beoordeling

Klager ondergaat gevangenisstraffen van dertig en vijftien maanden met aftrek, wegens pogingen tot verkrachting. Aansluitend dient hij een gevangenisstraf van zeven dagen en vijf dagen vervangende hechtenis te ondergaan op grond van de wet Terwee. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 6 februari 2019.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij heeft verzocht om verlof voor de duur van twaalf uren, omdat de bewoners van het verlofadres hebben aangegeven dat klager niet welkom is gedurende de nachtelijke uren.
Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde om zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf. Uit het dossier volgt dat klager sinds 2004 is veroordeeld voor verschillende delicten. Tussen 2011 en 2013 heeft klager verbleven in een inrichting voor stelselmatige daders. Tijdens de extramurale fase van de ISD-maatregel heeft klager zich tweemaal onttrokken aan begeleiding. Hij verblijft thans in detentie wegens de veroordeling voor twee zedenzaken. De reclassering stelt in haar advies vast dat sprake is van problemen op bijna alle leefgebieden. Zij acht het risico op recidive en onttrekking aan de voorwaarden hoog. Een behandeling binnen een beschermde woonvorm achten zij geïndiceerd. Voorts blijkt uit het vrijhedenadvies van de inrichting dat de inrichtingspsycholoog bezig is klager te plaatsen bij de stichting JP van den Bent. De beroepscommissie is met de Minister van oordeel dat het – gelet op voornoemde risico’s en omstandigheden - meer in de rede ligt vrijheden in het kader van voornoemde behandeling te laten plaatsvinden dan in het kader van algemeen verlof. Derhalve kan de beslissing van de Minister niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 30 november 2018.


 


 


 


 


            secretaris         voorzitter


 

Naar boven