Nummer: R-18/1814/GB
Betreft: [klager] datum: 8 januari 2019
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.M.A. Kok-Verheijde, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 10 september 2018 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 21 juli 2015 gedetineerd. Hij verbleef in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de p.i. Vught. Hij verblijft sinds 15 juni 2018 in de gevangenis van de p.i. Vught, waar een regime van beperkte gemeenschap geldt.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De bestreden beslissing is genomen zonder klager voorafgaan te horen en zonder hem op de hoogte te brengen van een onderliggend selectieadvies. Het feit dat klager teruggeplaatst is naar een regime van beperkte gemeenschap, betekent ook dat hij in het basisprogramma is geplaatst. Hij heeft beperkingen in detentie die hij niet had voor hij in het PPC verbleef. Hij mag minder uren werken en moet meer uren op cel doorbrengen. De bestreden beslissing is onzorgvuldig genomen en is onredelijk en onbillijk.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.De selectiefunctionaris heeft klager al eerder in een schrijven laten weten dat hij zelf stukken kan opvragen bij de inrichting. Ook had klager of diens raadsman de indicatiestelling zelf bij het NIFP kunnen opvragen. De selectiefunctionaris beschikt er niet over en gaat uit van hetgeen in het selectieadvies is opgenomen over de indicatiestelling. Het kan zo zijn dat het regime waar klager verblijft soberder is, maar dat dat is geen reden klager in een PPC te plaatsen zonder dat daarvoor een indicatiestelling aanwezig is.
4. De beoordeling
De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Uit het selectieadvies van 12 juni 2018 van de p.i. Vught blijkt dat klagers zorgindicatie om in een PPC te verblijven is opgeheven. De selectiefunctionaris heeft klager voldoende op de hoogte gebracht van de aan de bestreden beslissing ten grondslag liggende stukken. Anders dan klager stelt, is geen sprake van schending van het beginsel van hoor- en wederhoor, nu klager in de gelegenheid is gesteld schriftelijk zijn bezwaren kenbaar te maken. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. Vis-van Alff, secretaris, op 8 januari 2019
secretaris voorzitter