Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/1737/GA, 13 december 2018, beroep
Uitspraakdatum:13-12-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-18/1737/GA

betreft: [klager]            datum: 13 december 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door R. Oosterhuis, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 10 september 2018 van de alleensprekende beklagrechter bij het Detentiecentrum Rotterdam, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De beroepscommissie heeft de directeur van bovengenoemde inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn gemachtigde, om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft het feit dat een afspraak in het ziekenhuis door toedoen van het personeel van Dienst Vervoer & Ondersteuning (DV&O) niet heeft plaatsgevonden (DC-2018-000191). De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Door en namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag, omdat de klacht feitelijk handelen van het personeel van DV&O betreft en niet tegen een beklagwaardige beslissing van de directeur is gericht. Vanwege de zogenoemde ‘lange arm constructie’ echter kan de directeur van een inrichting in de meeste gevallen verantwoordelijk worden gehouden voor de in opdracht van de inrichting uitgevoerde vervoersbewegingen. Klager dient derhalve te worden ontvangen in zijn klacht. De directeur heeft zijn standpunt (in beroep) niet toegelicht.

3.         De beoordeling

Klager stelt dat hij op 10 juli 2018 een afspraak in het ziekenhuis had. Aangezien hij daar met DV&O te vroeg arriveerde, werd hem namens DV&O verteld dat hij in een kamertje moest wachten. Hierna kwam iemand anders naar hem toe die zei dat hij in de auto moest wachten. Toen klager dat weigerde, zei die persoon: “nu oprotten dan”. Vervolgens is klager teruggebracht naar het detentiecentrum. Nu klager niet heeft gesteld dat een medewerker van DV&O hem onheus heeft bejegend en heeft weggestuurd (hij spreekt over ‘iemand anders’) en dat ook anderszins niet aannemelijk is geworden, is reeds daarom geen sprake van een beslissing in de zin van artikel 60 van de Pbw. De beroepscommissie zal daarom het beroep ongegrond verklaren en de beslissing van de beklagrechter bevestigen met wijziging van de gronden.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. C.M. van der Bas en mr. A. van Waarden, leden, in tegenwoordigheid van M.G. Bikker, secretaris, op 13 december 2018.

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven