Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/1726/GB, 28 december 2018, beroep
Uitspraakdatum:28-12-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:              R-18/1726/GB

Betreft:  [klager]  datum: 28 december 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.E. Hok-A-Hin, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 31 augustus 2018 genomen beslissing van de selectiefunctionaris en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.            De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft het verzoek van klager tot overplaatsing van het huis van bewaring van de penitentiaire inrichting (p.i.) Almere naar het huis van bewaring van de p.i. Nieuwegein afgewezen.

2.            De feiten

Klager verbleef ten tijde van de bestreden beslissing in de p.i. Almere. Bij besluit van 15 november 2018 is hij – wegens de sluiting van de p.i. Almere – geselecteerd voor het Justitieel Complex Zaanstad. Op 21 november 2018 is hij overgeplaatst naar het Justitieel Complex Zaanstad.

2.            De standpunten

2.1.         Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

Er is wel degelijk sprake van een bijzondere situatie die tot toewijzing van het verzoek zou moeten leiden. Klagers vader is immers ernstig ziek, waardoor het voor hem onmogelijk is klager te bezoeken in de p.i. Almere. Klagers belang bij een overplaatsing is hiermee voldoende vast komen te staan. Volgens de officier van justitie is het onwenselijk dat klager en zijn broer in dezelfde p.i. verblijven. Klager merkt op dat hij en zijn broer ruim één maand op dezelfde afdeling in de p.i. Almere hebben verbleven en ziet geen meerwaarde in het scheiden van hem en zijn broer. Bij brief van 16 november 2018 heeft klagers raadsvrouw laten weten dat de strafzaak inmiddels is geweest. Het is derhalve niet langer noodzakelijk klager en zijn broer van elkaar te scheiden. Klager verzoekt het beroepschrift gegrond te verklaren en de selectiefunctionaris de opdracht te geven een nieuwe beslissing te nemen waarin wordt bepaald dat klager overgeplaatst dient te worden naar de p.i. Nieuwegein. Ook verzoekt hij om een passende tegemoetkoming.

2.2.         De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

Klager heeft de gezondheidsproblematiek van zijn vader onvoldoende onderbouwd. Klager blijft niet verstoken van bezoek en bezoekproblemen zijn inherent aan het ondergaan van detentie. Het onderzoeksbelang weegt voorts zwaarder dan klagers belang bij een overplaatsing. De officier van justitie heeft aangegeven dat klager en zijn broer niet samen in de p.i. Almere geplaatst hadden mogen worden. In de p.i. Nieuwegein is het niet mogelijk onderling contact te voorkomen.

In verband met de sluiting van de p.i. Almere is klager op 21 november 2018 overgeplaatst naar het Justitieel Complex Zaanstad. Zodra hij in eerste aanleg is veroordeeld, kan hij zijn voorkeur voor een gevangenis kenbaar maken.

3.            De beoordeling

3.1.         Klager heeft verzocht om overplaatsing naar de p.i. Nieuwegein om bezoektechnische redenen. Het Openbaar Ministerie heeft op 15 augustus 2018 negatief geadviseerd ten aanzien van het verzoek, omdat nog onderzoekshandelingen moesten plaatsvinden in het kader van de strafzaak van klager. Zij achtte het gelet hierop onwenselijk dat klager contact kan onderhouden met zijn medeverdachte en broer, die thans gedetineerd is in de p.i. Nieuwegein. Het strafrechtelijke- en maatschappelijke belang dient derhalve te prevaleren boven klagers persoonlijke belang bij overplaatsing.

3.2.         De beroepscommissie is van oordeel dat de selectiefunctionaris in het onderhavige geval een zwaarwegend belang mocht hechten aan het advies van het Openbaar Ministerie. Gelet hierop kon de selectiefunctionaris in redelijkheid tot het oordeel komen dat het onderzoeksbelang diende te prevaleren boven klagers belang bij de overplaatsing en kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

5.            De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 28 december 2018.

               

 

                  secretaris            voorzitter

 

 

 

 

Naar boven