Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/1698/GA, 4 december 2018, beroep
Uitspraakdatum:04-12-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-18/1698/GA

betreft: [klager]            datum: 4 december 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.P.R. Broers, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 6 september 2018 van de alleensprekende beklagrechter bij het Justitieel Complex Zaanstad, waarbij aan klager geen tegemoetkoming is toegekend, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De beroepscommissie heeft de directeur van bovengenoemde inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van de tegemoetkoming

De beklagrechter heeft geen tegemoetkoming toegekend, ondanks de gegrondverklaring van klagers beklag betreffende de beslissing van 13 februari 2018 tot afwijzing van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof (ZS-JG-2018-49), op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Er is ten onrechte geen tegemoetkoming toegekend. De beklagrechter heeft overwogen dat de penitentiaire inrichting (p.i.) Groot Alphen klagers verzoek alsnog zou hebben ingewilligd. Om die reden acht de beklagrechter geen termen aanwezig om een tegemoetkoming toe te kennen. Uit niets blijkt echter dat een dergelijk verzoek bij de p.i. Groot Alphen zou zijn ingediend en ingewilligd. Bovendien heeft het Justitieel Complex Zaanstad door de afwijzing van het incidenteel verlof klager de mogelijkheid ontnomen zijn verblijfsdocument te verlengen, waardoor hij ten aanzien van zijn verlof en fasering vertraging heeft opgelopen. Op grond van het voorgaande kan de uitspraak van de beklagrechter niet in stand blijven. Het niet toekennen van een tegemoetkoming is niet, althans onvoldoende, gemotiveerd en om die reden onbegrijpelijk. De directeur heeft daarop als volgt gereageerd. Klagers verzoek om incidenteel verlof was ingediend om biometrie gegevens aan de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) af te geven. Nu dat inmiddels is gebeurd, is de grondslag aan het toekennen van incidenteel verlof komen te vervallen. Er bestaat dan ook geen reden een nieuwe beslissing te nemen, dan wel klager een tegemoetkoming toe te kennen. Dat klager nadelige gevolgen heeft ondervonden ten aanzien van zijn verlof en fasering is in het kader van deze procedure niet aan de orde, nu deze procedure ziet op de afwijzing van klagers verzoek om incidenteel verlof.

3.         De beoordeling

De beroepscommissie kan zich niet verenigen met het oordeel van de beklagrechter geen tegemoetkoming toe te kennen en overweegt daartoe als volgt. Indien de rechtsgevolgen van een vernietigde beslissing niet meer ongedaan te maken zijn, kan in daarvoor in aanmerking komende gevallen een tegemoetkoming worden vastgesteld voor het door betrokkene ondervonden ongemak. Onweersproken is dat klager nadeel heeft ondervonden van de onderhavige afwijzing van het incidenteel verlof ten behoeve van de afgifte van biometrie gegevens aan de IND voor een verblijfsdocument. Klager weerspreekt de stelling van de directeur dat in een later stadium alsnog deze gegevens aan de IND zijn afgegeven. Ook als dat het geval zou zijn, doet dat niet af aan het hiervoor overwogene. Gelet op het voorgaande en op de door de beroepscommissie in soortgelijke gevallen toegekende tegemoetkoming, zal zij de hoogte van de tegemoetkoming vaststellen op € 25,=.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter voor zover daartegen beroep is ingesteld en bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 25,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van M.G. Bikker, secretaris, op 4 december 2018.
 


 

            secretaris         voorzitter


 


 


 

Naar boven