Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/1313/GB, 14 december 2018, beroep
Uitspraakdatum:14-12-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         R-18/1313/GB

Betreft:            [klager]            datum: 14 december 2018

De alleensprekende beroepsrechter als bedoeld in artikel 73, eerste lid in verbinding met artikel 69, derde lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S. Wortel, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 9 juli 2018 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep. Op grond van het onderzoek overweegt en beslist de beroepsrechter als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft niet ingestemd met klagers verzoek tot plaatsing in een begeleid/beschermd wonen instelling in het kader van artikel 43, derde lid, van de Pbw gevolgd door deelname aan een penitentiair programma (p.p.).

2.         Ontvankelijkheid

2.1.      Ten aanzien van het verzoek tot plaatsing ex artikel 43, derde lid, van de Pbw overweegt de beroepsrechter als volgt.

In artikel 31 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden is de plaatsing als bedoeld in artikel 43, derde lid, van de Pbw geregeld. In de toelichting bij dit artikel wordt gesteld dat “artikel 43, derde lid van de Pbw de directeur de mogelijkheid biedt een gedetineerde ten behoeve van zijn sociale verzorging en hulpverlening over te brengen naar een daartoe bestemde plaats. In het algemeen is het aan de directeur te bepalen of de overbrenging geïndiceerd is en welke voorwaarden hij hierbij stelt”. De beroepsrechter merkt op dat het hier een plaatsingsbeslissing van de directeur betreft, na instemming van de selectiefunctionaris. Op grond van artikel 72, eerste lid, van de Pbw betreft de niet-instemming van de selectiefunctionaris geen beslissing waartegen beroep openstaat. De directeur is op grond van artikel 43, derde lid, van de Pbw beslissingsbevoegd. Nu tegen de voornoemde niet-instemming geen beroep open staat, kan klager in zoverre niet in zijn beroep worden ontvangen.

2.2.      Voor zover het beroep ook geacht wordt gericht te zijn tegen de fictieve weigering klager in aanmerking te laten komen voor een p.p. overweegt de beroepsrechter dat uit het aan de selectiebeslissing ten grondslag liggende selectieadvies van een verzoek om deelname aan een p.p. na plaatsing in een begeleid/beschermd wonen instelling niet gebleken is en dat overigens dienaangaande geen gronden zijn aangevoerd die tot een inhoudelijke beoordeling kunnen leiden. Klager wordt ten aanzien van dit onderdeel daarom ook niet-ontvankelijk verklaard. Ten overvloede en naar aanleiding van het verzoek van klagers raadsvrouw de proceskosten van de beroepsprocedure te vergoeden overweegt de beroepsrechter dat de Pbw een dergelijke mogelijkheid niet kent.

3.         De uitspraak

De beroepsrechter verklaart klager niet-ontvankelijk in het beroep. Aldus gegeven door de beroepsrechter voornoemd, mr. W.F. Korthals Altes, in tegenwoordigheid van J.A. van der Veen, secretaris, op 14 december 2018.

 

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven