Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/0998/GA, 13 december 2018, beroep
Uitspraakdatum:13-12-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-18/0998/GA

betreft: [klager]            datum: 13 december 2018

De alleensprekende beroepsrechter als bedoeld in artikel 69, tweede lid in verbinding met artikel 69, derde lid van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 24 mei 2018 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting Grave, waarbij aan klager een tegemoetkoming is toegekend (GO 2018/179), en van de overige stukken, waaronder de uitspraak waartegen klager beroep heeft ingesteld, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. Op grond van het onderzoek overweegt en beslist de beroepsrechter als volgt:

1.         De beoordeling

De beroepsrechter stelt vast dat de beklagcommissie het beklag gegrond heeft verklaard en een tegemoetkoming van € 5,= heeft toegekend. Ingevolge artikel 69, eerste lid, van de Pbw kan tegen de uitspraak van de beklagcommissie een beroepschrift worden ingediend dat met redenen omkleed dient te zijn. Op grond van artikel 68, eerste lid, de Pbw strekt de uitspraak van de beklagcommissie tot gehele of gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring van het beklag, ongegrondverklaring van het beklag en/of gegrondverklaring van het beklag. Gelet op bovengenoemde bepalingen van de Pbw staat geen beroep op tegen een gegrondverklaring van een beklag. In een dergelijk geval is een gedetineerde ontvankelijk in het beroep, alleen voor zover dat beroep is gericht tegen een (eventueel) aan hem toegekende tegemoetkoming. Voor zover klagers beroep is gericht tegen de aan hem toegekende tegemoetkoming van € 5,= geldt dat het beroepschrift niet met redenen is omkleed. Om een beroep inhoudelijk te kunnen behandelen, dient klager aan te geven waarom hij het niet eens is met de beslissing van de beklagcommissie. Klager is bij brief van 27 juli 2018 in de gelegenheid gesteld om binnen een termijn van tien dagen na dagtekening van die brief de gronden van het beroep alsnog schriftelijk mede te delen. Van deze gelegenheid heeft klager binnen de daarvoor gegeven termijn geen gebruik gemaakt. Nu klager beroep heeft ingesteld tegen de gegrondverklaring van het beklag en het beroepschrift, dat zich (ook) richt tegen de aan hem toegekende tegemoetkoming van € 5,=, niet met redenen is omkleed, dient klager niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn beroep.

2.         De uitspraak

De beroepsrechter verklaart klager niet-ontvankelijk in het beroep. Aldus gegeven door de beroepsrechter voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, in tegenwoordigheid van M.G. Bikker, secretaris, op 13 december 2018.

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven