Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/979/TA, 19 december 2018, beroep
Uitspraakdatum:19-12-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:           R-18/979/TA

betreft: [klager]                                                                      datum: 19 december 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K.C.A.M. Oomen, namens  […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 30 maart 2018 van de beklagcommissie bij FPC De Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen de inrichting, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 november 2018, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klagers raadsvrouw mr. K.C.A.M. Oomen en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting […], jurist. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft het onder beschermingsbewind staan van klager wat betreft zijn privérekening bij de ING-bank (RV 2017/334).

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het gaat klager er om dat op verzoek van de inrichting voor hem een rekening bij de ING-bank is geopend maar dat de inrichting hem niet heeft ingelicht over het gevolg daarvan voor de privérekening die hij al bij die bank had. Doordat die bank hem in hun systeem de aantekening geeft van onderbewindstelling heeft klager niet meer vrijelijk over zijn privérekening bij die bank kunnen beschikken. Hij kan evenmin internetbankieren. Klager is daardoor in zijn eigendomsrecht geschonden en daarom ontvankelijk in zijn klacht. Als klager dat gevolg had geweten, had hij destijds zijn privérekening bij een andere bank afgesloten. Klager kan inmiddels wel via de saldolijn geld van zijn privérekening bij de ING-bank opnemen, maar dat is erg lastig. Klagers raadsvrouw heeft (nog) niet van klager gehoord dat hij zonder de bedoelde aantekening kan overstappen naar een andere bank. Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

De ING-bank kent een klantnummer toe aan klanten van de inrichting waarbij automatisch de aantekening onderbewindstelling volgt. De ING-bank stelt als voorwaarde dat Mijn ING wordt opgezegd. Dit is ook lastig voor de inrichting, omdat daardoor ook de inrichting niets kan inzien. Klager kan via de saldolijn inmiddels wel geld overboeken, maar krijgt daar geen afschriften van. Aan nieuwe patiënten wordt toestemming gevraagd een rekening te openen bij de ING-bank. Niet is te achterhalen of in klagers geval toen ook is gesproken over klagers privérekening bij die bank. Eind juli 2018 heeft de manager navraag gedaan bij de ING-bank en daaruit kwam naar voren dat de aantekening onderbewindstelling niet meegaat als klager zijn privérekening bij een andere bank afsluit. De manager heeft daarover met klager gesproken en hem gezegd dat het misschien beter is om wat betreft zijn privérekening naar een andere bank te gaan. Desondanks heeft klager nog altijd zijn privérekening bij de ING-bank. 

3.         De beoordeling

Als onbetwist staat het volgende vast.

Klager beschikte bij binnenkomst in de inrichting over een privérekening bij de ING-bank. De inrichting opent rekeningen voor patiënten alleen bij de ING-bank. De ING-bank koppelt in verband met de beheersbevoegdheid van de inrichting de vermelding onderbewindstelling aan patiënten van de inrichting en niet aan een specifiek bankrekeningnummer. Daardoor is die vermelding niet alleen gekoppeld aan die rekening maar ook aan klagers al bestaande privérekening, terwijl de beheersbevoegdheid van de inrichting zich niet over laatstgenoemde rekening uitstrekt. Nu dit de werkwijze van de ING-bank betreft en de inrichting daarin geen enkele beslissingsbevoegdheid heeft, is geen sprake van een door de inrichting jegens klager genomen beslissing die vatbaar is voor beklag.

Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

Ten overvloede wordt opgemerkt dat klager toestemming is gevraagd voor hem een rekening bij de ING-bank te openen en het de vraag is of hij is voorgelicht over het gevolg daarvan voor zijn al bij die bank lopende privérekening. Daarover bestaat geen duidelijkheid. Wel is duidelijk dat klager ongemak heeft ondervonden, maar uiteindelijk niet verstoken is geweest van de mogelijkheid geld van die rekening over te boeken. Het staat klager vrij met zijn privérekening naar een andere bank over te stappen.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

 Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. T.B. Trotman, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en mr. J.M.L. Niederer, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 19 december 2018.  

 

            secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven