Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/0447/GA, 21 december 2018, beroep
Uitspraakdatum:21-12-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-18/447/GA

betreft: [klager]            datum: 21 december 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel, gericht tegen een uitspraak van 7 mei 2018 van de beklagcommissie bij de p.i. Krimpen aan den IJssel, gegeven op een klacht van […], verder te noemen klager, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft klager in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en de directeur om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel waarvan twee dagen voorwaardelijk, wegens een positieve urinecontrole (IJ-2018-000238).

De beklagcommissie heeft het beklag ten aanzien van het voorwaardelijke deel van de disciplinaire straf gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van de directeur en klager

De directeur heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.

De schriftelijke mededeling van de disciplinaire straf bevat zowel de algemene voorwaarde dat klager zich dient te onthouden van het plegen van feiten die onverenigbaar zijn met de orde of veiligheid van de inrichting, alsook de duur van de proeftijd. Het enkele feit dat geen bijzondere voorwaarden zijn gesteld aan de voorwaardelijke straf, leidt er niet toe dat onjuist en onzorgvuldig is gehandeld.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3.         De beoordeling

Het beroep van de directeur is gericht de gegrondverklaring (op formele gronden) van het punt van het beklag dat is gericht tegen de voorwaardelijke deel van de opgelegde disciplinaire straf.

Artikel 53, eerste lid, van de Pbw, stelt dat een straf geheel of ten dele voorwaardelijk kan worden opgelegd. De proeftijd bedraagt ten hoogste drie maanden. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat bij voorwaardelijke oplegging van een disciplinaire straf in elk geval de algemene voorwaarde wordt gesteld dat de gedetineerde zich onthoudt van het plegen van feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting. Tevens kan de directeur andere voorwaarden aan het gedrag van de gedetineerde stellen.

Voorts wordt in de derde volzin van dit artikellid bepaald dat de opgelegde voorwaarden worden vermeld in de mededeling als bedoeld in artikel 58, eerste lid, van de Pbw.

Uit de schriftelijke mededeling van de opgelegde disciplinaire straf volgt dat aan klager een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel waarvan twee dagen voorwaardelijk. Hieraan is, zo blijkt uit de schriftelijke mededeling, de voorwaarde verbonden dat klager zich niet schuldig maakt aan zaken die onverenigbaar zijn met de orde en veiligheid in de inrichting met een proeftijd van drie maanden. De beroepscommissie stelt daarom vast dat is voldaan aan voornoemde artikelen. Zij verklaart het beroep derhalve gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor wat betreft de voorwaardelijke disciplinaire straf en verklaart het beklag in zoverre alsnog ongegrond.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor wat betreft de voorwaardelijke disciplinaire straf en verklaart het beklag in zoverre alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. A. van Holten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 21 december 2018.

                                                  

            secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven