nummer: R-18/641/TA
betreft: [klager] datum: 24 december 2018
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van het hoofd van de Pompestichting te Nijmegen, verder te noemen de inrichting,
gericht tegen een uitspraak van 16 mei 2018 van de beklagcommissie bij genoemde inrichting, gegeven op een klacht van […], verder te noemen klager, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Klager, zijn raadsvrouw mr. Y.G.H. van der Hut en het hoofd van de inrichting waren verhinderd aanwezig te zijn ter zitting van de beroepscommissie van 9 november 2018, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught. Klagers raadsvrouw heeft schriftelijk op het beroep gereageerd. Het hoofd van de inrichting heeft het beroep nader schriftelijk toegelicht.
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de op 2 maart 2018 opgelegde beperking in klagers bewegingsvrijheid tot de afdeling vanwege een positieve score op amfetaminen (PN 2018/044).
De beklagcommissie heeft het beklag betreffende het opleggen van de beperking ongegrond verklaard en het beklag wat betreft de duur van de beperking, voor zover na 13 maart 2018, gegrond verklaard en daarvoor een tegemoetkoming van € 4,= toegekend, een en ander op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten
Het hoofd van de inrichting heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is ten onrechte in zijn klacht ontvangen op de grond dat sprake is van afdelingsarrest als bedoeld in artikel 33 Bvt, omdat daarvan geen sprake is nu de grondslag voor de beperking in de bewegingsvrijheid is gelegen in klagers behandelingsplan. Er is daarom geen sprake van een hoor- en mededelingsplicht. Verwezen wordt naar jurisprudentie van de beroepscommissie in 15/2962/TA en 16/248/TA. Dat de casuïstiek in die zaken verschilt doet niet ter zake.
Als de beroepscommissie anders oordeelt, wordt verzocht de klacht ongegrond te verklaren. Klager gebruikt sinds 26 september 2017 medicinale cannabis en vanaf 19 januari 2018 het medicijn Trazodon. Voor een positieve score op amfetaminen op 8 februari 2018 geeft klager als verklaring dat hij drugs in zijn lichaam heeft bewaard voor een medepatiënt. Bij urinecontroles van 16 en 21 februari 2018 scoorde klager negatief, maar bij de daaropvolgende controle op 2 maart 2018 weer positief op amfetaminen. Daar er geen twijfel was over de uitslag, is gehandeld conform het individuele, in klagers behandelingsplan opgenomen, beleid. Daarbij is in acht genomen hetgeen klager heeft verklaard over de positieve score van 8 februari 2018. Bovendien gaf ook het herhalingsonderzoek een positieve score op amfetaminen. Op 13 maart 2018 hebben klager en de psychiater elkaar gesproken en heeft de psychiater gemeld dat klagers medicatiegebruik mogelijk van invloed kan zijn op de positieve uitslag. Het al dan niet beëindigen van de beperking van de bewegingsvrijheid moet door het multidisciplinaire behandelteam worden besproken in de teambespreking. De eerstvolgende teambespreking was op 15 maart 2018 en toen is, vooruitlopend op de uitslag van het bevestigingsonderzoek, besloten klager het voordeel van de twijfel te geven en de beperking in zijn bewegingsvrijheid tot de afdeling op te heffen.
Klagers stelling dat hij 16 jaar geleden voor het laatst harddrugs heeft gebruikt en bij hem nooit gebruik van harddrugs is vastgesteld, kan aan het voorgaande niet afdoen. Bovendien scoort klager naast het gebruik van medicinale cannabis ook regelmatig op THC, wat duidt op cannabisgebruik naast de medicinale cannabis. Daarover geeft klager pas openheid nadat die positieve score bekend is.
Bij eerdere urinecontroles is geen rekening gehouden met het feit dat er bij Trazodon een kans op kruisreactiviteit is. Op het aanvraagformulier voor urinecontrole zijn de medische gegevens (zeer waarschijnlijk) niet ingevuld. Het is ook niet zeker of het laboratorium deze altijd meeneemt. Over het algemeen overlegt de psychiater met de klinisch chemicus van het laboratorium als er twijfels zijn over de uitslag. De klinisch chemicus onderzoekt dan of de kruisreactiviteit waarschijnlijk is. Het optreden van kruisreactiviteit verschilt per geval, omdat veel factoren van invloed zijn zoals onder meer de dosis, het tijdstip van inname, het tijdstip van afname van de urinecontrole, activiteiten en voeding. Om die reden is ook niet elke uitslag standaard positief. Wel komt kruisreactiviteit bij Trazodon iets vaker voor dan bij andere medicijnen (>1%). Trazodon is een medicijn dat zelden wordt voorgeschreven.
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft eerder en veelvuldig gemeld dat de positieve uitslag van 2 maart 2018 niet werd veroorzaakt door middelengebruik, maar door zijn medicatiegebruik. Klager heeft dit uitgezocht op internet, omdat hij verbaasd was over de uitslag daar hij daarvoor altijd negatieve uitslagen op harddrugsgebruik heeft gehad. Er is niet naar hem geluisterd, ondanks dat klager voor verificatie afhankelijk is van het personeel en de psychiater. Bij zorgvuldig handelen had de inrichting kunnen weten dat klager niet krachtens het behandelingsplan in zijn bewegingsvrijheid beperkt kon worden.
Volgens klager heeft de psychiater ten onrechte niet meteen gemeld dat mogelijk een verband tussen de medicatie en de positieve uitslag zou kunnen bestaan. Van belang is ook dat klager in 2016 voor het laatst harddrugs heeft gebruikt en daarom in de inrichting of andere instellingen nooit harddrugsgebruik door klager is vastgesteld. Gelet op het vorenstaande is de situatie in RSJ 18 december 2015,15/2692/TA niet aan de orde en is die uitspraak in dit geval niet van toepassing. Daarom is in klagers geval sprake van een voor beklag vatbare beslissing en is niet voldaan aan de in de wet neergelegde hoor- en mededelingsplicht.
De inrichting had direct navraag bij de psychiater moeten doen. De uiteindelijke navraag is te laat gedaan. In ieder geval had de opgelegde beperking al opgeheven moeten worden toen op 13 maart 2018 bekend werd dat volgens de psychiater de positieve uitslag niet door middelengebruik werd veroorzaakt.
3. De beoordeling
Vast staat dat klagers bewegingsvrijheid in de inrichting volgens zijn behandelingsplan tot de afdeling kan worden beperkt als klager alcohol en/of drugs heeft gebruikt. Een dergelijke beperking in de bewegingsvrijheid in de inrichting is volgens vaste jurisprudentie niet aan te merken als een voor beklag vatbare beslissing tot het opleggen van afdelingsarrest als bedoeld in artikel 33 Bvt.
Vast staat voorts dat klager bij een urinecontrole op 2 maart 2018 een positieve score op amfetaminen had en dat na het opleggen van de beperking in de bewegingsvrijheid tot de afdeling is gebleken dat de oorzaak van die positieve score niet is gelegen in drugsgebruik maar in gebruik van medicatie. De beroepscommissie is met de beklagcommissie van oordeel dat achteraf moet worden vastgesteld dat de inrichting niet krachtens het behandelingsplan klagers bewegingsvrijheid heeft kunnen beperken. De beklagcommissie heeft klager daarom terecht in zijn klacht ontvangen, nu sprake is van voor beklag vatbaar afdelingsarrest als bedoeld in artikel 33 Bvt en dit afdelingsarrest langer dan een week heeft geduurd.
Inhoudelijk wordt het volgende overwogen.
Volgens artikel 3, zevende lid, van de Regeling urineonderzoek verpleegden dient het aanvraagformulier voor onderzoek van afgenomen urine in ieder geval naast opgave van daar genoemde gegevens van de verpleegde tevens gegevens over medicatiegebruik en relevante pathologie te bevatten.
Volgens artikel 5, eerste lid, van deze Regeling vindt bij het bestaan van vragen over de uitslag van het onderzoek of de interpretatie daarvan overleg plaats tussen het laboratorium en de inrichting omtrent mogelijke factoren die de uitslag hebben kunnen beïnvloeden en de interpretatie van de uitslag.
Volgens artikel 5.7, aanhef en onder e, van het Protocol urineonderzoek (Bijlage III bij de huisregels van de inrichting) wordt in het bijzijn van de patiënt gecontroleerd of het aanvraagformulier correct en volledig is ingevuld op relevante medische gegevens, zoals medicatiegebruik en pathologie, als dat noodzakelijk is.
In beroep is onduidelijk gebleven of het medicijngebruik van klager op de aanvraagformulieren betreffende klager is vermeld, derhalve in hoeverre de inrichting overeenkomstig de regelgeving rekening heeft gehouden met medicijngebruik van klager bij de beoordeling van positieve uitslagen van urinecontroles en herhalingsonderzoeken.
Gebleken is dat klager sinds 26 september 2017 medicinale cannabis gebruikt en vanaf 19 januari 2018 het medicijn Trazodon en dat dit medicijn volgens verklaring van de psychiater van 13 maart 2018 mogelijk de positieve uitslag van de urinecontrole van 2 maart 2018 heeft beïnvloed. Hoewel dit naar het oordeel van de beroepscommissie tot geen andere conclusie zou moeten leiden dan dat de grondslag aan de gehele opgelegde maatregel is komen te ontvallen, kan – nu alleen de inrichting beroep heeft ingediend tegen de gegrondverklaring van de klacht wat betreft de duur na 13 maart 2018 en klager geen beroep heeft ingediend tegen de ongegrondverklaring van zijn klacht over het opleggen van de bestreden beperking tot en met 13 maart 2018 – in beroep alleen worden geoordeeld dat de beklagcommissie terecht heeft overwogen dat de beperking na 13 maart 2018 had moeten worden opgeheven. De omstandigheden dat klager volgens de inrichting bij eerdere positieve uitslagen niet open is geweest over gebruik van extra cannabis naast medicinale cannabis en heeft verklaard dat hij drugs in zijn lichaam heeft bewaard voor een medepatiënt kunnen niet afdoen aan de verantwoordelijkheid van de inrichting om volgens voorschrift uit bovengenoemde regelgeving bij urinecontroles rekening te houden met medicijngebruik van verpleegden en dus ook van klager.
Het beroep van het hoofd van de inrichting zal daarom ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. T.B. Trotman, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en mr. J.M.L. Niederer, leden, in tegenwoordigheid van
mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 24 december 2018.
secretaris voorzitter