nummer: 03/1259/GA
betreft: [klager] datum: 19 september 2003
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 4 juni 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Achterhoek, locatie Ooyerhoek, te Zutphen,
gericht tegen een uitspraak d.d. 27 mei 2003 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 1 september 2003, gehouden in de locatie Zwolle, is de heer [...] gehoord, unit-directeur van de locatie Ooyerhoek.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt. Klagers raadsman mr. E.J. Verster heeft een schriftelijke reactie op het beroep gegeven.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een klager opgelegde disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel en de maatregel van een ‘rode kaart’, wegens het bezit op cel van een naar alcohol ruikende drank.
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Er waren geruchten dat op klagers afdeling alcohol aanwezig was. In dat verband werden klager en een bepaalde medegedetineerdegetipt. Bij beiden is inderdaad alcohol aangetroffen. Overeenkomstig het geldende beleid is hen een disciplinaire straf van zeven dagen strafcel alsmede de maatregel van een ‘rode kaart’ opgelegd, hetgeen ondermeer inhoudt datbetrokkene gedurende drie maanden niet in aanmerking komt voor bezoek zonder toezicht.
De alcoholgeur is geroken en als zodanig met zekerheid herkend door achtereenvolgens – en onafhankelijk van elkaar - het personeelslid dat het pak sap heeft aangetroffen op klagers cel en terzake verslag heeft opgemaakt, door eenander personeelslid dat het pak sap in beslag heeft genomen en ermee naar de directie is gegaan, en tenslotte door de directeur zelf. Hierdoor bestond een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid dat klager een alcoholhoudendedrank op cel had. De vloeistof is niet naar een laboratorium gestuurd voor onderzoek, omdat daaruit niet zou kunnen blijken hoe de alcohol in de vloeistof terecht was gekomen. Dat was echter ook niet van belang. Het enkele bezit opcel van het alcoholhoudende sap was voldoende. Het is de directie bekend dat als sinaasappelsap een tijdje staat, het gaat gisten, echter zonder dat alcohol ontstaat. Dit laatste gebeurt alleen als suiker wordt toegevoegd.
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het pak sinaasappelsap dat klager op zijn cel had was wellicht gaan schiften en riekte daardoor kwalijk. Ontkend wordt dat klagerbezig was door middel van een chemisch proces de sinaasappelsap van alcohol te voorzien. Doordat het pak met het sap is weggegooid kan klager zijn onschuld niet aantonen. Het beklag is daarom terecht gegrond verklaard. Aan deverklaring van de directeur dat drie ambtenaren alcohol, althans ‘drank’, zouden hebben geroken kan onvoldoende waarde worden gehecht. Immers, zij hebben daarin geen bijzondere kwaliteit. Bovendien kan de gezagsverhouding tussen dedirecteur en de betrokken personeelsleden een rol spelen.
3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt dat de directeur bij het nemen van de aangevochten beslissing beschikte over de volgende feiten en omstandigheden:
- Eigen wetenschap omtrent het gistingsproces van sinaasappelsap: alleen als suiker wordt toegevoegd ontstaat alcohol.
– Klager (evenals een andere gedetineerde) was door medegedetineerden getipt als bezitter/vervaardiger van alhohol, reden waarom tot de inspectie van klagers cel is overgegaan.
- De alcoholgeur is in eerste instantie waargenomen door het met de celcontrole belaste personeelslid. Deze heeft een collega ingeschakeld, die vervolgens eenzelfde conclusie trok. Hierna is het pak vruchtensap aan de directeuroverhandigd; ook deze kwam zelfstandig tot het oordeel dat het sap naar alcohol rook.
De beroepscommissie komt, het voorgaande in onderling verband en samenhang beschouwd, tot het oordeel dat de directeur in redelijkheid kon concluderen dat klager in het bezit was van een alcoholhoudende drank. De beslissing om hemdaarvoor de onderhavige disciplinaire straf en maatregel op te leggen kan niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beklag zal mitsdien alsnog ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur gegrond en vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie; zij verklaart het beklag van klager alsnog ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en A.J. Dost, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.H.L. Cusell-te Gussinklo, secretaris, op 17 september 2003
secretaris voorzitter