Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/1673/GA, 4 december 2018, beroep
Uitspraakdatum:04-12-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-18/1673/GA

betreft: [klager]            datum: 4 december 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K.R. Verkaart, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 17 augustus 2018 van de beklagcommissie bij de locatie Ter Peel, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van bovengenoemde inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de beslissing van 15 mei 2018 tot afwijzing van klagers verzoek tot het wijzigen van de aan het regimesgebonden verlof verbonden bijzondere voorwaarden, te weten een locatieverbod en een locatiegebod (TF 2018/000016).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten

Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt – samengevat – toegelicht. Klager stelt zich op het standpunt dat de beslissing tot afwijzing van het verzoek om de aan het regimesgebonden verlof verbonden voorwaarden te wijzigen op onjuiste gronden is gebaseerd, althans dat deze beslissing onvoldoende is gemotiveerd. De afwijzing van het verzoek is in strijd met het in artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) neergelegde recht op ‘family life’. Vanwege de belangen van slachtoffers is aan klager een locatiegebod in de gemeente A. en een locatieverbod voor de gemeente B. opgelegd. Klagers verlofadres betreft thans het woonadres van zijn oma in A. Vanwege de verhuizing van zijn oma naar een verzorgingstehuis kan klager evenwel niet langer op het huidige verlofadres verblijven. Klager wenst dan ook de verloven op het woonadres van zijn gezin in B. door te brengen, zodat hij dicht bij zijn familie en de familie van zijn partner kan wonen. Met de toepassing van elektronische controle kan worden volstaan, waardoor ook de belangen van de slachtoffers worden gediend die ook in B. wonen. Thans wordt niet voldaan aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit. Gelet op klagers gewijzigde situatie had het voorts in de rede gelegen nieuwe adviezen van het Openbaar Ministerie (OM) en de reclassering op te vragen. Ook is niet gebleken dat de slachtoffers bezwaar hebben tegen de terugkeer van klager naar de gemeente B. De beklagcommissie had kennis moeten nemen van onderhavig verzoek alvorens op het verzoek te beslissen, althans had de beslissing moeten aanhouden.

De directeur heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep niet toegelicht.

3.         De beoordeling

Klager ondergaat een gevangenisstraf van acht jaren met aftrek, wegens gekwalificeerde diefstal, diefstal met geweld of bedreiging met geweld en handelen in strijd met de Wet wapens en munitie. De einddatum van klagers detentie is thans bepaald op 7 juni 2019.

Op grond van artikel 19, eerste lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) kan de directeur aan gedetineerden die verblijven in een inrichting waar vierwekelijks verlof deel uitmaakt van het regime, eenmaal per vier weken regimesgebonden verlof verlenen. Artikel 5, tweede lid, van de Regeling bepaalt dat bij de verlening van het verlof bijzondere voorwaarden kunnen worden gesteld, die het gedrag van de gedetineerde betreffen.

Klager verzoekt om wijziging van aan hem in januari 2018 opgelegde bijzondere voorwaarden in het kader van regimesgebonden verlof, inhoudende een locatieverbod voor de gemeente  waar de slachtoffers van de door klager gepleegde delicten woonachtig zijn alsmede een locatiegebod voor het door klager opgegeven verlofadres in een andere gemeente. Daartoe stelt klager dat zijn oma op korte termijn in een verzorgingstehuis zal worden opgenomen, als gevolg waarvan hij niet langer op dat verlofadres zal kunnen verblijven. Klager wenst de verloven op het woonadres van zijn gezin door te brengen, gelegen in dezelfde gemeente als waar de slachtoffers wonen, en beroept zich daarbij op het recht op ‘family life’ in de zin van artikel 8 van het EVRM.

Uit de onderhanden zijnde stukken komt naar voren dat voornoemd verzoek, op grond van (onder meer) een door het OM uitgebracht advies, is afgewezen vanwege het risico van ongewenste confrontatie met de slachtoffers van de door klager gepleegde delicten. Deze omstandigheid vormt een contra-indicatie voor eventuele wijziging van de aan klager opgelegde bijzondere voorwaarden, in de zin dat klager zijn verlof zou mogen doorbrengen bij zijn gezin dat in dezelfde gemeente als de slachtoffers woont. Bovendien verblijft klagers oma nog op het opgegeven verlofadres en is niet duidelijk wanneer zij daadwerkelijk zal verhuizen.  Tegen deze achtergrond is de beroepscommissie van oordeel dat de weigering klager de verloven op het woonadres van zijn gezin door te brengen een gerechtvaardigde inbreuk vormt op het recht op ‘family life’ als bedoeld in artikel 8 van het EVRM.

De beslissing van de directeur kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 4 onder g van de Regeling, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie worden bevestigd met wijziging van de gronden.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van M.G. Bikker, secretaris, op 4 december 2018.
 


 


            secretaris         voorzitter

Naar boven