nummer: R-634
betreft: [klager] datum: 5 november 2018
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W.B.O. van Soest, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 8 maart 2018 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 21 september 2018, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, is gehoord klagers raadsman mr. W.B.O. van Soest.
Als toehoorder was aanwezig mr. […], secretaris bij de Raad.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt. De directeur van voormelde p.i. heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen en heeft verzocht om de gelegenheid te krijgen via een verslag van horen aanvullend op het gestelde ter zitting te reageren en openstaande vragen te beantwoorden. Van het verhandelde ter zitting is een verslag opgemaakt dat aan partijen is verzonden. Op 22 oktober 2018 is een reactie op dit verslag van de directeur bij de Raad binnengekomen, dat aan klager en zijn raadsman is verzonden.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft klagers overplaatsing van afdeling B naar afdeling F binnen de inrichting (NM2017/1023).
De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager wilde niet overgeplaatst worden. Aan klager werd gevraagd of hij wenste deel te nemen aan de pilot zelfredzaamheid op een andere afdeling. Dat veronderstelt vrijwilligheid. Klager heeft aangegeven dat hij niet wenste mee te werken, maar vervolgens is klager toch overgeplaatst. Klager hecht waarde aan het verblijven op een eenpersoonscel of op een cel met een medegedetineerde die hij zelf heeft kunnen kiezen. Hij zat prima op zijn oude afdeling.
Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager geeft aan dat hij op vrijwillige basis geplaatst kon worden op een afdeling waar de pilot zelfredzaamheid van kracht is. Aan klager is geen keuze voorgelegd. Ook is door de directeur niet aan klager toegezegd dat hij op zijn oude afdeling mocht blijven. De directeur is bevoegd om klager intern over te plaatsen en heeft dit besluit ook genomen. De overplaatsing was overigens in klagers voordeel omdat hij op de nieuwe afdeling meer vrijheden had.
3. De beoordeling
Op grond van artikel 16 van de Pbw bepaalt de directeur de plaats en wijze van onderbrenging van een gedetineerde in de inrichting. De beroepscommissie is van oordeel dat de directeur binnen de grenzen van deze bepaling in redelijkheid en billijkheid de beslissing heeft kunnen nemen om klager over te plaatsen van afdeling B naar afdeling F.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met verbetering van de gronden.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. dr. P. Jacobs en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris, op 5 november 2018.
secretaris voorzitter