Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-887, 6 november 2018, beroep
Uitspraakdatum:06-11-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-887

betreft: [klager]            datum: 6 november 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R.D.A. van Boom, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 16 juli 2018 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot strafonderbreking in het kader van artikel 40a van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) afgewezen.

2.         De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt – samengevat – toegelicht.

Het verzoek tot strafonderbreking is ten onrechte afgewezen met een beroep op de niet-onherroepelijkheid van klagers veroordeling. Naar de letter van de wet eist artikel 40 van de Regeling niet dat sprake is van een onherroepelijk vonnis, terwijl het wel stellen van die eis in strijd is met het legaliteitsbeginsel. Hoewel de toelichting wel spreekt van de voorwaarde, bestaat geen wettelijke grondslag waaruit volgt dat een vreemdeling enkel voor strafonderbreking in aanmerking komen op het moment dat hij onherroepelijk is veroordeeld. Bovendien kan van de in de toelichting geformuleerde voorwaarde worden afgeweken gelet op artikel 1a van de Regeling.

Indien zijn veroordeling herroepen wordt en hij ofwel een lagere straf ofwel in het geheel geen straf krijgt opgelegd, beperkt zijn strafonderbreking reeds nu de schade die zal ontstaan door zijn - dan vast te stellen - te lange detentie. Indien hem een hogere straf wordt opgelegd, komt het verlenen van strafonderbreking tegemoet aan de ratio van het artikel en anticipeert die strafonderbreking op de voorgenomen wijziging van deze bepaling in de zin dat “de tenuitvoerlegging van een aan een vreemdeling zonder verblijfsrecht opgelegde vrijheidsstraf vroegtijdig kan worden beëindigd, mits het daadwerkelijke vertrek uit Nederland mogelijk is en gerealiseerd wordt” (zie verder: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt2012-7141.html). Klager merkt op dat hij hoger beroep heeft ingesteld en niet de officier van justitie. Daarom ligt het niet in de rede dat van de tweede, hiervoor genoemde, situatie sprake zal zijn.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt – samengevat – toegelicht.

Op grond van artikel 40a van de Regeling kan strafonderbreking voor onbepaalde tijd worden verleend, nadat tenminste twee derde gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf van meer dan drie jaren is ondergaan. In de toelichting op dit artikel staat dat de Minister aan een vreemdeling aan wie geen rechtmatig verblijf in Nederland is toegestaan en onherroepelijk is veroordeeld tot een gevangenisstraf, strafonderbreking kan verlenen. Uit de toelichting volgt verder dat redenen kunnen bestaan die zich tegen het verlenen van strafonderbreking kunnen verzetten. Bij de verlening van strafonderbreking dient derhalve sprake te zijn van een onherroepelijk vonnis en van strijdigheid met het legaliteitsbeginsel is, zoals de advocaat stelt, niet gebleken.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.

De vrijhedencommissie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verzoek tot strafonderbreking, nu klager niet onherroepelijk is veroordeeld.

Het Openbaar Ministerie heeft negatief geadviseerd, vanwege de in eerste aanleg opgelegde schadevergoedingsmaatregelen en het feit dat het vonnis nog niet onherroepelijk is.

3.         De beoordeling

Op grond van artikel 40a van de Regeling kan aan de vreemdeling die geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000, voor onbepaalde tijd strafonderbreking worden verleend. Op grond van artikel 1, aanhef en onder q, van de Regeling wordt onder strafonderbreking verstaan de opschorting van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf.

Klager is thans op de titel van voorlopige hechtenis gedetineerd. Noch uit de toelichting op de Regeling, noch uit artikel 570b van het Wetboek van Strafvordering (Sv) waarop de strafonderbreking is gebaseerd, komt naar voren dat artikel 40a van de Regeling mede ten doel heeft niet-onherroepelijk veroordeelde gedetineerden in aanmerking te laten komen voor strafonderbreking. In voorkomende situaties kan wel worden verzocht om schorsing van de voorlopige hechtenis als bedoeld in artikel 80 Sv. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 6 november 2018.

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven