Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-878, 6 november 2018, beroep
Uitspraakdatum:06-11-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-878

betreft: [klager]            datum: 6 november 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.H.R. Bruggeman, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 12 juli 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot strafonderbreking in het kader van artikel 40a van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) afgewezen.

2.         De standpunten

Door en namens klager is het beroep als volgt – samengevat – toegelicht.

Opgemerkt wordt dat klager zich in een bijzondere positie bevindt. Door zijn unieke positie is de weg naar zowel strafonderbreking als voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.) afgesloten. Deze omstandigheden hadden moeten worden meegenomen in het bestreden besluit. De selectiefunctionaris had een passende oplossing moeten verzinnen om klager toch een deel van zijn vrijheidsstraf in vrijheid te laten ondergaan. Klager heeft voorts geen belang bij het niet naleven van eventueel op te leggen voorwaarden, nu hij er belang bij heeft contact te kunnen onderhouden met zijn familie en dochter. Verzocht wordt het beroep gegrond te verklaren, het bestreden besluit te vernietigen, klager proceskosten in beroep toe te kennen en zelf recht te doen en klager v.i. of strafonderbreking toe te kennen.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt – samengevat – toegelicht.

Uit het advies van de inrichting blijkt dat klager stateloos en niet uitzetbaar is. Op 16 juli 2018 heeft de casemanager van klager nogmaals contact opgenomen met de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V). Gebleken is dat zij mailcontact hebben met Georgië over de status van klager. Op dat moment was er echter (nog) geen reisdocument. Op 17 september 2018 heeft DT&V aangegeven dat het onderzoek in Georgië nog loopt en de situatie daarom onveranderd is. Op grond van het vorenstaande is het voor klager niet mogelijk Nederland rechtmatig te verlaten. Daarmee voldoet hij niet aan de criteria die aan het verlenen van strafonderbreking zijn verbonden. De advocaat van betrokkene geeft aan op de hoogte te zijn van deze regels, maar vraagt om een passende oplossing, rekening houdende met de bijzondere positie waarin betrokkene verkeert. De selectiefunctionaris dient zich echter bij het nemen van beslissingen aan de geldende wet- en regelgeving te houden en deze laat geen ruimte om in deze afwijkend te beslissen. Het standpunt van de selectiefunctionaris, zoals dit in de beslissing van 12 juli 2018 is opgenomen ten aanzien van het verzoek tot het verlenen van v.i., is onjuist. Over een straf wordt v.i. berekend, indien aan de eisen is voldaan zoals in de wet gesteld. Indien niet aan de voorwaarden wordt voldaan, zoals in het geval van betrokkene (zie artikel 15 lid 3 sub c Wetboek van Strafrecht), wordt geen v.i. berekend. De wet laat geen ruimte hiertoe alsnog een verzoek bij de rechtbank in te dienen. De selectiefunctionaris is in deze niet beslissingsbevoegd.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.

De vrijhedencommissie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verzoek tot strafonderbreking, nu klager stateloos en is en niet kan voldoen aan de voorwaarde om Nederland te verlaten.

3.         De beoordeling

Klager ondergaat gevangenisstraffen van zeven jaren en van 125 dagen met aftrek, wegens – kort gezegd – diefstal met geweld gepleegd in vereniging, afpersing, bedreiging en mishandeling. Aansluitend dient hij een subsidiaire hechtenis van 13 dagen te ondergaan. De einddatum van de detentie is vastgesteld op of omstreeks 8 mei 2019.

Klager behoort tot de categorie strafrechtelijk veroordeelde vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf in Nederland. Artikel 40a van de Regeling bepaalt dat aan een vreemdeling die geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft, strafonderbreking voor onbepaalde tijd kan worden verleend. Aan de strafonderbreking wordt de voorwaarde verbonden dat de vreemdeling Nederland verlaat en niet naar Nederland terugkeert. Uit de nota van toelichting bij artikel 40a van de Regeling wordt duidelijk dat een vreemdeling in aanmerking komt voor strafonderbreking, indien het daadwerkelijke vertrek uit Nederland mogelijk is en gerealiseerd wordt. Met betrekking tot de toepassing van de bevoegdheid tot strafonderbreking, wordt de Minister geïnformeerd en geadviseerd door de DT&V. De DT&V treft alle maatregelen die het vertrek van de vreemdeling zonder rechtmatig verblijf mogelijk maken.

Vaststaat dat klagers daadwerkelijk vertrek uit Nederland thans niet mogelijk is, omdat hij (vooralsnog) geen reisdocument heeft. Uit de inlichtingen van de selectiefunctionaris blijkt dat er contact is met de autoriteiten van Georgië, maar dat de status van klager onveranderd is. Op basis van de Regeling komt klager derhalve niet in aanmerking voor strafonderbreking. De afwijzing van klagers verzoek kan dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard. Het verzoek om een proceskostenveroordeling wordt afgewezen, nu de wet hierin niet voorziet.

Voor zover klager verzoekt om v.i., overweegt de beroepscommissie dat noch de selectiefunctionaris, noch de beroepscommissie bevoegd is hierover te oordelen.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 6 november 2018.

 

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven