Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-705, 6 november 2018, beroep
Uitspraakdatum:06-11-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Post  v

 

nummer:          R-705

betreft: [klager]            datum: 6 november 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.M.P.J. Penners, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 19 maart 2018 van de beklagcommissie bij de locatie Sittard alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 19 oktober 2018, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, is eerst klagers raadsman mr. M.M.P.J. Penners gehoord. Als toehoorder was daarbij aanwezig, […], stagaiaire bij het kantoor van mr. M.M.P.J. Penners. Later op de dag is mevrouw […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur gehoord. Het kiezen van de twee verschillende tijden voor het horen van raadsman en directie was gelegen in logistieke omstandigheden ter zitting.

De raadsman is akkoord gegaan met het horen van de directie na zijn vertrek onder de voorwaarde dat hij alsnog zou kunnen reageren indien de directie ter zitting nieuwe feiten, omstandigheden of argumenten aan de beroepscommissie zou voorleggen.

Hoewel klager, die inmiddels op eigen gelegenheid naar de zitting had mogen komen, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:         

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft:
a.         versturen van verscheidene verzoekbrieven om een gesprek aan te vragen met de casemanager. Het gesprek met de casemanager heeft geen doorgang kunnen vinden vanwege onderbezetting (G-2017-000522);
b.         een ordemaatregel inzake weigering verzending van een poststuk en een opgelegde disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel wegens bedreigingen jegens personeelsleden die klager in een brief aan een gedetineerde, die in de locatie Roermond verbleef, uitte (G-2017-000532);
c.         het feit dat klagers straf een dag te lang heeft geduurd en dat de directeur de toezegging dat hij klager in de afzonderingscel zou komen bezoeken niet gestand heeft gedaan (G-2017-000538);
d.         het feit dat zijn huurbaas op 5 oktober 2017 een brief heeft gestuurd naar klager maar dat hij die op 26 oktober 2017 nog niet heeft ontvangen (G-2017-000570);
e.         het feit dat klager een onderzoek moest ondergaan in het ziekenhuis en daarom wilde douchen. Dit verzoek werd afgewezen. Voorts werd klager niet opgeroepen voor het sportmoment waarvoor hij zich had opgegeven en mocht klager zijn advocaat niet bellen (G-2017-000587);
f.         het feit dat klager in het basisprogramma is geplaatst. Voorts is klager arbeidsongeschikt en moet hij vanwege zijn arbeidsongeschiktheid tijdens de voor de arbeid bestemde uren achter de deur blijven. Daarnaast klaagt hij erover dat hij niet mocht douchen voorafgaand aan het bezoek van zijn vriendin (G-2017-000588);
g.         het feit dat hij niet mocht luchten op 3 november 2017, en het feit dat niet wordt gereageerd op een spreekbriefje(G-2017-000593);
h.         het feit dat hij 23 uur per dag achter de deur moet verblijven en dat hij niet mag douchen, terwijl hij dat wel wil (G-2017-000596).

De beklagcommissie heeft het beklag inzake a, b, f, g en h ongegrond verklaard, en klager inzake c, d en e niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

Ten aanzien van het beklag onder a: Het klopt dat op verschillende verzoekbriefjes van klager is gereageerd door de casemanager door het toesturen van het formulieren. Klager wenst echter persoonlijk overleg met zijn casemanager. Niet duidelijk is of dit niet mogelijk was tijdens het spreekuur van de casemanager.

Ten aanzien van het beklag onder b: Klager heeft niet de intentie gehad om iemand te bedreigen. Gelet op de inhoud van de brief is de vermeende bedreiging niet concreet te herleiden naar een persoon.

Ten aanzien van het beklag onder c: Klager handhaaft zijn beklag. 

Ten aanzien van het beklag onder d: Klager is ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag. Het niet uitreiken van post valt onder de zorgplicht van de directeur en derhalve is het beklagwaardig.

Ten aanzien van het beklag onder e: Het feit dat klager niet mocht douchen voordat hij naar het ziekenhuis ging, heeft klager als vervelend ervaren. Daarnaast mocht klager niet deelnemen aan het sportmoment terwijl klager gebaat is bij het deelnemen aan fysieke sport. Ook wordt het klager niet toegestaan om zijn advocaat te bellen.

Ten aanzien van het beklag onder f: Klager wenst niet de gehele tijd achter de deur te verblijven. Hij wil meer bewegingsvrijheid. Iedere minuut dat klager geen alternatief programma wordt aangeboden, is te lang.

Ten aanzien van het beklag onder g: Klager handhaaft zijn beklag.

Ten aanzien van het beklag onder h: Klager handhaaft zijn beklag.

De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt gehandhaafd. Hierbij zijn door de directeur geen nieuwe feiten, omstandigheden of argumenten aangevoerd.

3.         De beoordeling

Hetgeen in beroep is aangevoerd ten aanzien van het beklag onder a, b, c, e, f, g en h kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet leiden tot een andere beslissing dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ten aanzien van het beklag onder a, b, c, e, f, g en h ongegrond worden verklaard en in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen.

Ten aanzien van het beklag onder d overweegt de beroepscommissie het navolgende. Op grond van artikel 36 van de Pbw heeft de gedetineerde het recht om post te ontvangen. De directeur moet hem die post uitreiken, tenzij er op grond van artikel 36, vierde lid van de Pbw een reden is om dat niet te doen. Het is de zorgplicht van de directeur dat het uitreiken van post ook (tijdig) gebeurt. Indien klager stelt dat hij een poststuk niet heeft ontvangen, dan kan dit de directeur worden aangerekend. Hiertegen staat dan ook beklag open en klager kan daarom worden ontvangen in zijn beklag. De beroepscommissie zal derhalve de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre vernietigen en klager op dit punt alsnog ontvankelijk in zijn beklag verklaren.

Nu niet is gebleken dat daadwerkelijk een brief is verzonden door de huisbaas van klager en de directeur reeds in zijn verweerschrift op het klaagschrift heeft aangegeven dat niet is gebleken van achtergebleven post, kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet worden geoordeeld dat de directeur tekort is geschoten in zijn zorgplicht. Het beklag zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van het beklag onder a, b, c, e, f, g en h ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie. De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie ten aanzien van het beklag onder d, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. dr. P. Jacobs en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris, op 6 november 2018.

   

 

                             secretaris                                                     voorzitter

 

Naar boven