Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-457, 6 november 2018, beroep
Uitspraakdatum:06-11-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-457

betreft: [klager]            datum: 6 november 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.G.J.E. Lut, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 22 maart 2018 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsvrouw, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft het niet starten van klagers detentiefasering in de p.i. Vught (VU 2018/000138).

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft na zijn overplaatsing uit Zweden ondanks zijn goede gedrag gedurende acht weken in de p.i. Vught in het basisregime verbleven zonder bespreking in het MDO, althans zonder promotie. Hij had gepromoveerd moeten worden en in het verlengde daarvan geselecteerd moeten worden voor deelname aan detentiefasering.

De directeur heeft in beroep te kennen gegeven dat gedetineerden als klager die op grond van de WETS/WOTS in een p.i. in Nederland worden geplaatst, altijd starten in het basisprogramma. Klager is drie weken na zijn binnenkomst, op 9 november 2017, besproken in het MDO. Klager had inmiddels een verzoek ingediend om te worden overgeplaatst naar de p.i. Zwolle. Negen weken na binnenkomst wordt het D&R plan vastgesteld. Dit is niet meer aan de orde geweest omdat klager op 15 december 2017 is overgeplaatst naar de p.i. Zwolle. Klager is niet gepromoveerd in de p.i. Vught. Op grond van artikel 2, eerste lid onder f, en artikel 3, eerste lid onder d, Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling) kan een aanvraag tot detentiefasering pas worden ingediend wanneer een gedetineerde in het plusprogramma verblijft.

3.         De beoordeling

Ter beoordeling is de vraag of de directeur een verwijt treft inzake het niet starten van klagers detentiefasering in de periode dat klager in de p.i. Vught verbleef.

Op grond van artikel 2, eerste lid onder f, en artikel 3, eerste lid onder d, van de Regeling komen alleen gedetineerden die zijn gepromoveerd in aanmerking voor detentiefasering naar een (zeer) beperkt beveiligde inrichting.

Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie (onder meer RSJ 13 juli 2016, 16/0799/GA, RSJ 9 juni 2017, 17/0727/GA, en RSJ 21 december 2017, 17/2106/GA) dient uiterlijk binnen zes weken na binnenkomst te worden bezien of een gedetineerde (weer) kan promoveren. Dit dient te gebeuren aan de hand van een (schriftelijk kenbare) belangenafweging. Vast staat dat dit in dit geval niet is gebeurd. Klager heeft ruim acht weken verbleven in de p.i. Vught. Hij is niet gepromoveerd en een schriftelijk kenbare belangenafweging zoals vorenbedoeld ontbreekt.

Nu eerst na een promotie een aanvraag tot detentiefasering kan worden ingediend en de directeur niet uiterlijk zes weken na binnenkomst heeft beoordeeld of klager voor een promotie in aanmerking komt, dient het beroep gegrond te worden verklaard. De beroepscommissie is van oordeel dat klager een tegemoetkoming toekomt en zal deze vaststellen op € 10,=.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 10,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 6 november 2018.

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

Naar boven