Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-1522, 1 november 2018, beroep
Uitspraakdatum:01-11-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-1522

Betreft:            [klager]            datum: 1 november 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. C.W. Flokstra, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 17 september 2018 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen over te plaatsen van de penitentiaire inrichting (p.i.) Arnhem naar de p.i. Vught ongegrond verklaard.

2.         De feiten

2.1.      Klager is sedert 15 juli 2015 gedetineerd. Hij verbleef in de p.i. Arnhem. Op 5 september 2018 is hij geselecteerd voor de p.i. Vught. 

2.2.      De beroepscommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot schorsing van de beslissing tot overplaatsing, nu nog geen sprake was van een ongegrondverklaring van het bezwaarschrift en geen sprake was van uitzonderlijke omstandigheden (RSJ 13 september 2018, S-379).

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep – samengevat - als volgt toegelicht.

Op 28 augustus 2018 is bij klager een aantal goederen aangetroffen, waaronder twee telefoons en vijf simkaarten. Hiervoor is klager op drie manier bestraft: door middel van een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel, terugplaatsing naar het basisprogramma en overplaatsing naar een andere inrichting. De forse afwijking van de richtlijnen is niet gemotiveerd en de tenuitvoerlegging van de twee eerstgenoemde maatregelen is dan ook geschorst. Ook in beroep is de afwijking van de beleidslijn onvoldoende onderbouwd. Het is onbegrijpelijk dat de selectiefunctionaris het feit dat klager niets wil verklaren over de aangetroffen goederen, als onderbouwing gebruikt voor de oplegging van de maatregel. Het vertonen van gedrag dat de orde, rust en veiligheid in de inrichting raakt, is onvoldoende gegronde onderbouwing voor een overplaatsing en de motivering is dan ook gebrekkig. Voorts wordt verwezen naar een vergelijkbare casus (RSJ 14 augustus 2012, 12/1728/GB), waarbij het beroep tegen een overplaatsing na de vondst van een vergelijkbare hoeveelheid contrabande ongegrond is verklaard, nu ook het gedrag van de betreffende klager te wensen overliet. In het geval van klager is slechts sprake van één enkel incident. In dit kader wordt tevens verwezen naar een casus waarbij enkel een handelshoeveelheid viagrapillen was aangetroffen (RSJ 23 juli 2012, 12/1373/GB). Concluderend wordt gesteld dat geen sprake is van een patroon van negatief gedrag, dat maakt dat de overplaatsing gerechtvaardigd is.

3.2.      De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing – samengevat - als volgt toegelicht.

De directeur van de p.i. Arnhem heeft de beleidslijn gevolgd: er is besloten tot degradatie, aan klager is een disciplinaire straf opgelegd en er is een verzoek tot overplaatsing ingediend bij de selectiefunctionaris. De onderhavige procedure is gericht op het laatste. De overplaatsing is gericht om interne lijnen tot het in het bezit krijgen van contrabande te doorbreken. De beslissing tot overplaatsing is op goede gronden genomen.

4.         De beoordeling

4.1.      De beroepscommissie stelt voorop dat - hoewel een overplaatsing wel als zodanig kan worden ervaren - een overplaatsing geen straf is als bedoeld in artikel 50 juncto artikel 51 van de Pbw, maar een beslissing in het kader van de tenuitvoerlegging van een opgelegde vrijheidsstraf.

4.2.      Uit de voorhanden stukken blijkt dat tijdens een celinspectie twee telefoons, vijf simkaarten, twee opladers, kabels en oortjes zijn aangetroffen in de radio op klagers cel. De directeur van de p.i. Arnhem heeft de selectiefunctionaris hierop verzocht klager over te plaatsen naar een andere inrichting.

4.3.      De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

De beroepscommissie overweegt hiertoe dat de aanwezigheid van dergelijke contrabande in een inrichting de orde, rust en veiligheid in deze inrichting in gevaar zou kunnen brengen. Hierbij neemt de beroepscommissie mede in aanmerking dat een dusdanig grote hoeveelheid contrabande (waaronder gegevensdragers) is aangetroffen, dat de selectiefunctionaris in redelijkheid kon en mocht vermoeden dat klager zich bezighield met handel in de inrichting. De selectiefunctionaris heeft derhalve in redelijkheid kunnen oordelen dat het vorenstaande een contra-indicatie vormt voor een continuering van klagers verblijf in de p.i. Arnhem. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en  J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 1 november 2018.

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven