Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-1431, 13 november 2018, beroep
Uitspraakdatum:13-11-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

nummer:          R-1431

betreft: [klager]            datum: 13 november 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.L. Louwerse, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 4 juli 2018 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie en Veiligheid.

Ter zitting van de beroepscommissie van 30 oktober 2018, gehouden in de p.i. Vught, is gehoord klagers raadsvrouw mr. A.L. Louwerse.

Klagers raadsvrouw heeft meegedeeld dat klager in verband met het bezoek van zijn partner en pasgeboren kind niet ter zitting zal verschijnen.

De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Vught is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:         

1.         De inhoud van het beroep

De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 7 mei 2018, betreft het niet adequaat medisch handelen waardoor klagers allergische klachten zijn verergerd.

2.         De standpunten van klager en de inrichtingsarts

Namens klager is het volgende aangevoerd

Klager lijdt aan behoorlijk veel allergieën. Uit de medische gegevens volgt dat klager veelvuldig bij de medische dienst is geweest en dat hem medicatie is verstrekt. Zijn klachten zijn verergerd en klager had eerder verwezen moeten worden naar een allergoloog. Het onderzoek door de allergoloog heeft pas medio/eind juni 2018 plaatsgevonden.

De raadsvrouw heeft op 11 april 2018 al een lijst verstrekt met stoffen waarvoor klager allergisch is. De inrichtingsarts heeft gebeld met de diëtist en alleen gezegd dat hij allergisch voor noten is. Klager is gedurende zijn gehele verblijf in de inrichting voeding verstrekt die hij niet mocht hebben. Hij heeft last van iedere vorm van soja en mag ook geen verse soja eten. Klager is wel vrij snel Neutral verstrekt maar niet direct het schoonmaakmiddel waarmee hij de wasmachine voorafgaand aan zijn was moet spoelen om zeepresten van andere gebruikers te verwijderen. De gevraagde CBD-olie is na ongeveer acht weken pas besteld. In het gesprek met het hoofd zorg heeft deze aan klager gemeld dat de inrichting hem geen allergievrij onderkomen kon geven in verband met de hoeveelheid allergieën die klager heeft. Klager heeft in april 2018 al een klacht ingediend. Hij is toen bijgestaan door een andere advocaat. Inmiddels verblijft klager in FPC De Rooyse Wissel.

Klager heeft het niet goed gehad in de p.i. Vught. Verzocht wordt om hem een zo hoog mogelijke tegemoetkoming toe te kennen.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen.

Niet begrepen wordt waar klager nu nog ontevreden over is. Geprobeerd is om aan al zijn wensen te voldoen. Er is op zijn verzoek zelfs gestart met CBD-olie, hetgeen zeer ongebruikelijk is in detentie.

3.         De beoordeling

Uit de behandeling ter zitting en de stukken, met name klagers medische gegevens, blijkt dat klager geregeld is gezien door de inrichtingsarts en de medische dienst voor zijn allergische klachten. Vrij snel na binnenkomst in de inrichting heeft de inrichtingsarts contact opgenomen met klagers behandelend allergoloog. Hoewel volgens de allergoloog uit onderzoek alleen naar voren is gekomen dat klager qua voeding allergisch zou zijn voor noten en dit niet correspondeert met de door klager(s advocaat) verstrekte lange lijst met (onder meer voedings)allergieën, is door de inrichtingsarts en de medische dienst uitgegaan van de juistheid van klagers opgave en is hem vrijwel alles verstrekt waar klager om heeft gevraagd. Daarbij is het voorgekomen dat sommige producten iets later zijn geleverd dan klager wenste.

De beroepscommissie is van oordeel dat de inrichtingsarts en de medische dienst veel aandacht en zorg hebben besteed aan klagers allergische klachten en is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen door en/of namens de inrichtingsarts niet in strijd is met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J.C. Koens, voorzitter, drs. K.M.P.A.M. Habryka en drs. J.H.A.M.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 13 november 2018.                          

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven