Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 99/0478/GB B, 11 mei 2000, beroep
Uitspraakdatum:11-05-2000

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: B 99/478 GBT

betreft: [klager] datum: 11 mei 2000

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (PBW) heeft kennis genomen van een op 27 oktober 1999 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift en een op 23 maart 2000ingekomen verzoek tot toekenning van tegemoetkoming van

[...], geboren op [1959], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing d.d. 21 oktober 1999 van de selectiefunctionaris,

alsmede de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Klager is, bijgestaan door zijn raadsman mr. H.E.G. Peters, op 20 december 1999 door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft beslist tot verlenging van klagers verblijf in de extra beveiligde inrichting (EBI) te Vught.

2. De feiten
Bij uitspraak van 28 februari 2000 heeft de beroepscommissie het beroep van klager gericht tegen bovenvermelde beslissing gegrond verklaard en de bestreden beslissing vernietigd. Zij heeft de selectiefunctionaris opgedragen eennieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van veertien dagen na ontvangst van de uitspraak.
Bij beslissing van 15 maart 2000 heeft de selectiefunctionaris klager overgeplaatst naar de penitentiaire inrichting Overmaze te Maastricht, met een regime van beperkte gemeenschap.

3. De beoordeling
Ingevolge artikel 73, derde lid, jo artikel 68, zevende lid, PBW bepaalt de beroepscommissie, indien de gevolgen van de vernietigde beslissing niet meer ongedaan te maken zijn, of enige tegemoetkoming aan klager geboden is.
Nu is komen vast te staan dat klager van 21 oktober 1999 tot 15 maart 2000 in de EBI heeft verbleven, terwijl de aan dat verblijf ten grondslag liggende beslissing is vernietigd, en de gevolgen hiervan niet meer ongedaan te makenzijn, zal de beroepscommissie klager de na te noemen tegemoetkoming toekennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie bepaalt de aan klager toekomende tegemoetkoming op f. 1.250,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 11 mei 2000.

secretaris voorzitter

Naar boven