Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-1248, 1 november 2018, beroep
Uitspraakdatum:01-11-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-1248

Betreft:            […]      datum: 1 november 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van, ingediend door mr. J.W.E. Luiten, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 3 juli 2018 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot deelname aan een penitentiair programma (p.p.) afgewezen.

2.         De feiten

Klager is sinds 30 mei 2014 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard.

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Verstoring van de orde en veiligheid in de inrichting vormt niet zonder meer grond voor degradatie. Dit zou ook moeten gelden voor afwijzing van een p.p. Niet elk ongewenst gedrag betekent dat klager niet meewerkt aan zijn re-integratie. De selectiefunctionaris moet een inzichtelijke belangenafweging maken. Dit klemt temeer nu klager pas zes maanden na een afwijzing een nieuw verzoek kan indienen. De directeur heeft bovendien niet beslist tot degradatie. Kennelijk toont klager dus verantwoordelijkheid voor zijn re-integratie. Klagers gedrag in de inrichting is goed en zou, net als in de beslissing van de directeur, zwaarder moeten wegen. Klager verzoekt te worden gehoord.

3.2.      De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. . Op 3 juli 2018 is de toewijzing van klagers verzoek tot deelname aan een p.p. ingetrokken. Klager is op 8 juni 2018 disciplinair gestraft wegens het niet verschijnen op de arbeid. In een rapport d.d. 14 juni 2018 is, in verband met het niet opvolgen van instructies van het personeel, opgemerkt dat klager ‘op het randje loopt’ en ‘de maat vol is’. Op 29 juni 2018 is klager disciplinair gestraft wegens het aantreffen van contrabande op zijn cel: twee iPhones, een oplader en een op klagers cel genomen foto van hemzelf. Klager verbleef vanaf dan in het basisregime. Het aantreffen van een mobiele telefoon wordt ingevolge de Sanctiekaart 2016 bestempeld als ‘Ongewenst gedrag’, dat leidt tot degradatie, met als gevolg dat detentiefasering en gedragsinterventies uitblijven. Klager is door de directeur inderdaad gedegradeerd. Klager heeft hiertegen geen beklag ingediend. De verlofcommissie heeft op basis van de incidenten op 14 juni 2018 en 29 juni 2018 haar advies aangepast. Klagers recidiverisico wordt als hoog/gemiddeld ingeschat.

4.         De beoordeling

4.1.      Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. De beroepscommissie wijst dit verzoek af, omdat de noodzaak van een mondelinge toelichting niet is gebleken. Zij acht zich op basis van de stukken voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen.

4.2.      In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het penitentiair programma en de gedetineerde moeten voldoen.

4.3.      De wetgever heeft niet bepaald dat een gedetineerde gepromoveerd moet zijn voor deelname aan een p.p., in tegenstelling tot plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) (artikel 2 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling)) of beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) (artikel 3 van de Regeling). Deelname aan een p.p. is echter een verdergaande vorm van detentiefasering, met meer vrij- en verantwoordelijkheden voor de gedetineerde, dan plaatsing in een (z.)b.b.i. Het is daarom onwaarschijnlijk dat een niet-gepromoveerde gedetineerde in aanmerking komt voor deelname aan een p.p.

4.4.      Uit de inlichtingen van de selectiefunctionaris blijkt dat klager (naar aanleiding van de aangetroffen contrabande) is gedegradeerd. Gelet op het onder 4.3. overwogene kan de bestreden beslissing reeds hierom niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De hoeveelheid aangetroffen contrabande en de ernst van de soort contrabande, onder meer twee iPhones, rechtvaardigen de afwijzing van klagers verzoek bovendien. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van P. de Vries, secretaris, op 1 november 2018.

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven