Nummer: R-1220
Betreft: […] datum: 25 oktober 2018
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.H. Tiemens, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 10 augustus 2018 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot deelname aan een penitentiair programma (p.p.) afgewezen.
2. De feiten
Klager is sinds 22 februari 2016 gedetineerd. Hij verblijft sinds 20 september 2018 in de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht. Daarvoor verbleef hij in de gevangenis van de p.i. Krimpen aan den IJssel.
De beroepscommissie heeft klagers beroep tegen de afwijzing van zijn verzoek tot deelname aan een p.p. op 31 juli 2018 gegrond verklaard en de selectiefunctionaris opgedragen om een nieuwe beslissing te nemen (R-344). De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek opnieuw afgewezen. Het beroep richt zich tegen die afwijzing.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep – samengevat ��� als volgt toegelicht. Klagers verzoek is opnieuw afgewezen, zonder het onderzoek te verrichten dat de beroepscommissie aangewezen achtte. De gronden van de afwijzing zijn dezelfde. Daarom wordt namens klager mede verwezen naar de gronden van het beroepschrift in R-344. Klager is een 77-jarige man die niet kan en hoeft te werken ter invulling van zijn p.p. Een p.p. kan ook op zorg gericht zijn. [F.] schrijft dat een gedetineerde ook thuis, in een verslavingskliniek, beschermde woonvorm of andere instelling kan verblijven. Het aangewezen onderzoek dient dus alsnog te worden verricht.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. Voor klager zijn de mogelijkheden onderzocht van verblijf bij Exodus, stichting Door en stichting De Ontmoeting, maar er was geen plek voor hem. Deze instellingen bieden begeleid/beschermd wonen aan. Er is geen verschil tussen deze woonvormen. Het plaatsen van klager in een zorgtraject is alleen mogelijk wanneer hiervoor een indicatie is afgegeven. Hiernaar heeft de casemanager eveneens onderzoek gedaan. De gedragskundige gaf echter te kennen dat er geen sprake is van een zorgvraag. Dit wordt ondersteund door informatie van de inrichting en de reclassering en blijkt ook uit klagers motivatiebrieven. Klager voldoet dus niet aan de voorwaarden om in een beschermde woonvorm te worden geplaatst, maar deze mogelijkheid is wel onderzocht. De inspanningen hebben als gevolg van klagers ongemotiveerde houding niet tot een plaatsing geleid. Klager wordt wel geschikt geacht voor verblijf in een z.b.b.i., waar klager bij beslissing van 12 september 2018 is geplaatst.
4. De beoordeling
4.1. In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het penitentiair programma en de gedetineerde moeten voldoen.
4.2. Klager heeft verzocht tot deelname aan een p.p. Klager is een 77-jarige man. Het staat daarom buiten discussie dat hij niet hoeft te werken ter invulling van zijn p.p. Uit het dossier blijkt dat daardoor meerdere organisaties geen plek voor hem hebben.
4.3. Naar de beroepscommissie thans begrijpt, zijn (en waren) de instellingen die een beschermde/begeleide woonvorm aanbieden ook al gevraagd om klager onder te brengen. Namens klager is niet toegelicht welke (concreet te noemen) andere instellingen nog gevraagd zouden kunnen worden om klager te plaatsen. Weliswaar ligt het zwaartepunt van de voorbereiding voor een p.p. alsmede de verantwoordelijkheid daarvoor bij de directeur, maar nu de selectiefunctionaris, anders dan in de vorige beroepszaak, expliciet stelt en toelicht dat de relevante opties – waaronder beschermde/begeleide woonvormen – zijn onderzocht, is het aan klager(s raadsman) om dit gemotiveerd te weerleggen.
4.4. De beroepscommissie merkt op dat de thans door de selectiefunctionaris verstrekte informatie, die leidt tot de hierna te nemen beslissing, ten tijde van het vorige beroep kennelijk reeds bekend was, maar in die procedure niet werd ingebracht, waardoor de beroepscommissie met die informatie onbekend was. Wat daarvan zij, thans acht de beroepscommissie zich voldoende ingelicht.
4.5. Nu het ervoor moet worden gehouden dat de door klager gewenste invulling van zijn p.p. niet mogelijk is, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van P. de Vries, secretaris, op 25 oktober 2018.
secretaris voorzitter