Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-961, 25 oktober 2018, beroep
Uitspraakdatum:25-10-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

nummer:          R-961

betreft: […]      datum: 25 oktober 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 13 juli 2018 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsvrouw mr. K.C. van Hoogmoed om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2.         De standpunten

Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager wil een bezoek brengen aan zijn moeder, die niet tot reizen in staat is. Incidenteel verlof volstaat niet, omdat de hereniging na acht jaar ongetwijfeld emotioneel zal zijn en meer tijd nodig is om dit te verwerken. Klagers moeder is 96 jaar oud en heeft een gevorderd dementieel syndroom. Klagers detentiefasering begint pas in maart 2019. Hij heeft overplaatsing vanuit Spanje gevraagd om zijn moeder te kunnen zien. Dit lijkt nu alsnog te mislukken. Mocht de gevraagde periode te lang zijn, dan zou een kortere periode wenselijk zijn. De politie heeft positief geadviseerd. Alleen de verlofcommissie heeft negatief geadviseerd, omdat de medisch adviseur van de afdeling Individuele Medische Advisering (IMA) de noodzaak niet zag. Er is echter onvoldoende rekening gehouden met de belangen van klagers moeder. Klager heeft ook een verzoek tot strafonderbreking ingediend om zijn rechtszaken in Spanje te kunnen voorbereiden. Hij wist niet dat een verzoek tot strafonderbreking op meer gronden kon worden ingediend. Verzocht wordt dit beroep tezamen met het beroep tegen de afwijzing van het andere verzoek te behandelen.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Strafonderbreking kan in deze context slechts worden verleend, wanneer klagers aanwezigheid vereist zou zijn voor de zorg voor zijn ernstig zieke moeder. Hiervan is volgens de medisch adviseur geen sprake. Om zijn moeder te kunnen bezoeken kan klager ‘omgekeerd bezoek’ in het kader van incidenteel verlof aanvragen. Dit acht de medisch adviseur wel geïndiceerd.

Op klagers verzoek tot strafonderbreking zijn de volgende adviezen uitgebracht.

De directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Zwaag heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verzoek, omdat de medisch adviseur van de afdeling IMA strafonderbreking medisch niet noodzakelijk acht.

Het Openbaar Ministerie (OM) heeft zich van advies onthouden.

De politie heeft positief geadviseerd ten aanzien van het verlofadres.

3.         De beoordeling

Op verzoek van klagers raadsvrouw heeft de beroepscommissie deze zaak tegelijkertijd en in samenhang met een andere beroepszaak van klager, met het kenmerk R-1261, beoordeeld.

Klager ondergaat een gevangenisstraf van acht jaar met aftrek, wegens overtreding van de Opiumwet. De einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 11 september 2020.

Strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof.

Vaststaat dat klagers moeder niet tot reizen in staat wordt geacht. De medisch adviseur acht incidenteel verlof om die reden medisch geïndiceerd. Klager heeft echter tot strafonderbreking verzocht om langere tijd met zijn moeder te kunnen doorbrengen, omdat hij verwacht dat de hereniging na acht jaar emotioneel zal zijn en hij haar daarbij wenst te ondersteunen.

De beroepscommissie begrijpt de wens van klager, maar is toch van oordeel dat deze grond onvoldoende is om tot strafonderbreking over te gaan. Incidenteel verlof is de aangewezen wijze voor klager om zijn moeder te bezoeken. De verwachting dat klagers ondersteuning noodzakelijk zal zijn bij de emotionele verwerking van het bezoek, is enerzijds onvoldoende aannemelijk, nu dit niet met stukken van bijvoorbeeld de verzorging van het verzorgingstehuis is onderbouwd, en anderzijds in zijn algemeenheid, zonder deze onderbouwing, van onvoldoende gewicht om de vergaande vrijheden van strafonderbreking te kunnen dragen.

Gelet op hetgeen de beroepscommissie overweegt in R-1261, kan de combinatie met dit beroep niet tot een ander oordeel leiden. De beroepscommissie zal het onderhavige beroep daarom ongegrond verklaren.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van P. de Vries, secretaris, op 25 oktober 2018.

 

 

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven