Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-908, 12 november 2018, beroep
Uitspraakdatum:12-11-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

nummer:          R-908

betreft: [klager]            datum: 12 november 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 78, eerste lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. D. Greven, namens […], geboren op […] 1995, verder te noemen klager, gericht tegen een beslissing van de selectiefunctionaris, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 16 oktober 2018, gehouden in de rechtbank Midden-Nederland te Utrecht, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. D. Greven, en de selectiefunctionaris […]. Voorts aanwezig was […], begeleidster van klager.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:        

1.         De bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft het verzoek tot het verlenen van een machtiging ten behoeve van eendaags onbegeleid verlof op 25 juni 2018 afgewezen.

2.         De standpunten

Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

De afwijzing van het verzoek is onredelijk, omdat deze niet is gelegen in het gedrag van klager. Aan klager is te kennen gegeven dat de officier van justitie in eerste instantie goedkeuring voor onbegeleid verlof had gegeven, maar zijn standpunt blijkens een e-mail van 18 juni 2018 op een later moment heeft gewijzigd. Die wijziging van standpunt zou ingegeven zijn door een mogelijke dreiging vanuit de nabestaanden richting klager. Als de dreiging nu, bijna drie jaar na het delict, nog actueel is, dan zal deze na vier jaar (einde van de PIJ-maatregel) naar verwachting ook nog actueel zijn. Dit zou betekenen dat de maatregel sowieso verlengd moet worden, omdat wegens de weigering van onbegeleid verlof onvoldoende verlofopbouw heeft kunnen plaatsvinden. De dreiging mag geen reden zijn om het verlof niet te verlenen. Bovendien is in reactie op het e-mailbericht van de officier van justitie direct vanuit de inrichting te kennen gegeven dat er contact is geweest tussen de ouders van klager en de ouders van het slachtoffer. De conclusie van dat contact was dat de nabestaanden geen actie - in welke vorm dan ook - richting klager zouden ondernemen.

Klager heeft na het indienen van het beroepschrift begrepen dat het verzoek ook is afgewezen omdat de afspraken met betrekking tot het voorziene werk van klager onvoldoende concreet ingevuld zouden zijn. Dit vindt klager moeilijk te plaatsen. In de betreffende periode is er meermalen contact geweest over de invulling van klagers werk en dat alles heeft zich voorafgaand aan de wijziging van het standpunt van de officier van justitie op 18 juni 2018 afgespeeld. Vanuit de inrichting is ook duidelijk gevraagd naar suggesties. Daar is geen antwoord op gekomen, waardoor men in de inrichting ervan uit is gegaan dat de aanvraag in orde was.

Ook op het moment van de zitting heeft klager nog geen onbegeleid verlof. Het plan om bij de in het verlofplan genoemde werkgever in de horeca te gaan werken in Nijmegen, is niet gewijzigd. Klager is nog steeds welkom om daar te gaan werken. De werkzaamheden vinden plaats in een loods en klager komt daardoor weinig in contact met anderen. Het is de bedoeling dat hij gaat werken in een kleine ploeg van vijf jongens. Klager heeft deze groep jongens zelf op de hoogte gebracht van de reden waarom hij in de inrichting verblijft.

Hoewel klager graag als stratenmaker zou willen werken, is dat op dit moment geen optie. Dat komt doordat geen enkel bedrijf hem voor twee dagen in de week wil aannemen. Mede daarom is huidige voorziene werkgever een goede keus. Onlangs heeft er in de inrichting een gesprek plaatsgevonden tussen medewerkers van het ministerie over klagers situatie, maar klager heeft daarvan nog geen terugkoppeling mogen ontvangen.      

De selectiefunctionaris heeft inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.

Zeer recent heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen medewerkers van de inrichting en de selectiefunctionaris om het verlofplan van klager te bespreken. Op dit moment blijft het eerder ingenomen standpunt dat op 25 juni 2018 in alle redelijkheid de beslissing kon worden genomen de verlofmachtiging (nog) niet te verlenen, ongewijzigd. Het verlofplan was immers op dat moment onvoldoende concreet ingevuld en er is onvoldoende aandacht besteed aan het vraagstuk hoe eventuele risico’s kunnen worden ondervangen. Ook vanuit het ministerie gestelde vragen leverden niet het gewenste resultaat op. Het is nu aan de inrichting om het verlofplan nader in te vullen, voldoende concreet te maken en de aanvraag opnieuw in te dienen. Dan kan opnieuw een beoordeling plaatsvinden.   

3.         De beoordeling

Op grond van artikel 77, tweede lid, Bjj, staat beroep open tegen een beslissing van of namens de minister aangaande (proef)verlof.

In artikel 31 Reglement justitiële jeugdinrichtingen staat vermeld dat bij de beoordeling van een te verlenen verlof het belang van de jeugdige afgewogen wordt tegen de risico's voor de continuïteit van de tenuitvoerlegging en voor de maatschappelijke orde en veiligheid. Het verlof kan slechts worden verleend indien de eventuele risico's aanvaardbaar worden geacht. Als risico kan (onder meer) worden aangemerkt maatschappelijke onrust als gevolg van het verlof, een mogelijke ongewenste confrontatie van de jeugdige met een slachtoffer of een anderszins bij het delict betrokkene, dan wel het vermoeden dat de jeugdige slachtoffer zal worden van een wraakactie.

Blijkens de stukken is op 25 juni 2018 negatief beslist op de aanvraag eendaags onbegeleid verlof van klager en is de aanvraag dus afgewezen. Als reden staat op de schriftelijke verlofaanvraag vermeld dat er sprake is van een negatief advies van het Openbaar Ministerie. Blijkens de reactie op het beroepschrift van 26 juli 2018 is de afwijzing erin gelegen dat op basis van het verlofplan en de daarna volgende berichten niet voldoende concreet is geworden wat klager bij het cateringbedrijf zou gaan doen en waar hij tewerk zou worden gesteld, terwijl evenmin inzake de kenbaarheid van het delict voor de werkgever en bijkomende media-aandacht voldoende duidelijkheid vanuit r.j.j.i. De Hunnerberg werd verschaft. Daarbij kwam het bericht van de officier van justitie van 18 juni 2018, inhoudende dat hij zijn eerdere standpunt wijzigde en de aanvraag niet langer ondersteunde.             

Vastgesteld kan worden dat de officier van justitie in eerste instantie geen bezwaar had tegen het verlenen van de machtiging eendaags onbegeleid verlof, maar dat hij op die beslissing is teruggekomen. Die wijziging van het standpunt is niet het gevolg van gedrag van klager, maar van de situatie met betrekking tot de nabestaanden. De officier van justitie heeft blijkens zijn op 18 juni 2018 verzonden e-mailbericht op basis van gegevens die tot hem zijn gekomen, ingeschat dat er serieus rekening moest worden gehouden met een escalatie in geval de nabestaanden te horen zouden krijgen dat klager onbegeleid verlof zou krijgen. Daarbij heeft de officier van justitie niet uit kunnen sluiten dat klager een risico zou lopen. Het eerste belang van de officier van justitie is het voorkomen van verdere escalatie en het persoonlijk belang van klager moet volgens hem wijken voor het gevaar dat hij kan lopen als hij met onbegeleid verlof gaat.   

Nog diezelfde dag is er vanuit De Hunnerberg op het bericht van de officier van justitie gereageerd. Aangegeven is dat er contact is geweest tussen de ouders van het slachtoffer en de ouders van klager en dat de conclusie van dit contact is geweest dat de nabestaanden geen actie - in welke vorm dan ook - richting klager zullen ondernemen. Nu de officier van justitie voormeld bericht ‘ter kennisneming’ heeft doorgestuurd aan de selectiefunctionaris, gaat de beroepscommissie ervan uit dat het bericht geen aanleiding gaf om zijn eerder die dag ingenomen standpunt te wijzigen. Hoewel voorts in het bericht van de inrichting staat vermeld dat aan de gedragsdeskundigen zal worden gevraagd of zij over meer informatie inzake het contact beschikken, is dergelijke informatie in het dossier niet voorhanden.  

De beroepscommissie is van oordeel dat de beschrijving inzake het risicomanagement als opgenomen in het verlofplan van klager en de informatievoorziening dan wel de beantwoording van vragen in het kader van de tewerkstelling van klager door de inrichting concreter had kunnen worden ingevuld. De beroepscommissie acht het begrijpelijk dat gelet op de stand van zaken ten tijde van de beslissing en het gewijzigde standpunt van de officier van justitie niet werd gekomen tot een toewijzing van de machtiging tot onbegeleid verlof. In dat verband zij opgemerkt dat ter zitting in beroep een en ander aanmerkelijk concreter naar voren is gebracht. Zo heeft klager helder uiteen gezet waarom hij wenst in te zetten op een werkplek bij het voorziene bedrijf, in plaats van werken als stratenmaker en is een toelichting gegeven op het contact dat klager heeft gehad met zijn mogelijk toekomstige werkgever en collega’s.

De beroepscommissie hecht eraan te vermelden dat het in situaties als de onderhavige vanzelfsprekend het meest werkbaar is wanneer de selectiefunctionaris bij het ontbreken van benodigde informatie eveneens concreet aangeeft in welke (verdere) informatie nog vanuit de inrichting moet worden voorzien, zeker wanneer daar vanuit de inrichting om wordt gevraagd. 

Gelet op het voorgaande kan de beslissing tot het afwijzen van het verzoek tot het verlenen van een machtiging tot onbegeleid verlof, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, op moment van beslissen niet onredelijk of onbillijk worden genoemd.

Het beroep zal om die reden ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J.C. Koens, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en mr. E. Lucas, leden, bijgestaan door mr. M. Simpelaar, secretaris, op 12 november 2018

 

 

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven