Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-901, 21 november 2018, beroep
Uitspraakdatum:21-11-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer:         R-901

Betreft:            […]      datum: 21 november 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.W.A.P. Doesburg, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 28 maart 2018 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing over te plaatsen naar de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad ongegrond verklaard.

2.         De feiten

Klager is sinds 6 november 2018 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de p.i. Nieuwegein. Op 1 februari 2018 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van de p.i. Lelystad, waar een regime van beperkte gemeenschap geldt.

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager is overgeplaatst omdat sprake zou zijn van collusiegevaar en omdat er commotie in de p.i. Nieuwegein zou zijn ontstaan door geruchten dat klager gevaar zou lopen tijdens een transport. Het collusiegevaar is niet nader onderbouwd. Als daarvan al sprake zou zijn, dan is van belang dat klager vanaf 14 augustus 2017 (dus gedurende zes maanden) zonder problemen met de twee nader benoemde medegedetineerden in de p.i. Nieuwegein heeft verbleven. Klagers gedrag in de inrichting was goed. Het Gedetineerden Recherche Informatiepunt (GRIP) heeft positief geadviseerd ten aanzien van een recent verzoek van klager tot overplaatsing naar de p.i. Nieuwegein. Op 24 januari 2018 is klager in afzondering geplaatst in de p.i. Vught vanwege een melding van een serieuze dreiging ten aanzien van klagers transport. Over de aard en inhoud van de dreiging is niets vermeld. Er was kennelijk sprake van een dreiging van buitenaf en niet van binnen de inrichting. Niet valt in te zien hoe overplaatsing naar de p.i. Lelystad de dreiging van buitenaf zou kunnen belemmeren. Er is niet gebleken van een verstoring van de orde, rust en veiligheid in de inrichting. Klager verzoekt om te worden gehoord.

3.2.      De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Op basis van het voorgeleidingenformulier, waarin staat dat klager niet samen met twee nader genoemde medegedetineerden geplaatst mag worden in verband met collusiegevaar en/of gevaar voor wraakacties, had klager op 14 augustus 2017 niet in de gevangenis van de p.i. Nieuwegein geplaatst mogen worden. Op

24 januari 2018 is aan klager een ordemaatregel opgelegd vanwege een serieuze dreiging, gebaseerd op GRIP-informatie. De tenuitvoerlegging van deze maatregel in de p.i. Nieuwegein stuitte op bezwaren, zodat deze in de p.i. Vught ten uitvoer is gelegd. Klagers veiligheid kon niet meer worden gewaarborgd. Gelet hierop en op de ongewenste samenplaatsing, is besloten om klager over te plaatsen naar de p.i. Lelystad. Klager en zijn medeverdachte hebben gedurende het strafproces gezwegen. Het hoger beroep wordt op korte termijn behandeld. De samenplaatsing van klager en de medeverdachte faciliteert de afstemming van beide procesposities en is volgens de officier van justitie dan ook zeer onwenselijk. Het is onjuist dat beide gedetineerden bij wie klager niet geplaatst mag worden in de p.i. Nieuwegein verblijven. Het is ook onwaar dat het GRIP positief zou hebben geadviseerd ten aanzien van een verzoek van klager om overgeplaatst te worden naar de p.i. Nieuwegein. De p.i. Lelystad en de p.i. Nieuwegein bevinden zich allebei in een arrondissement aanpalend van het arrondissement van vestiging. Klager heeft geen zwaarwegende belangen aangevoerd die zich verzetten tegen de bestreden beslissing.

4.         De beoordeling

4.1.      Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. De beroepscommissie wijst dit verzoek af, omdat de noodzaak van een mondelinge toelichting niet is gebleken. Zij acht zich op basis van de stukken voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen.

4.2.      Klager verbleef – kennelijk ‘per ongeluk’ – in de p.i. Nieuwegein in dezelfde inrichting als zijn medeverdachte. Uit de inlichtingen van de selectiefunctionaris komt naar voren dat de officier van justitie deze samenplaatsing onwenselijk acht, omdat zij daardoor (in hoger beroep) hun procespositie kunnen afstemmen. Dit klemt temeer nu zij in eerste aanleg hebben gezwegen en beiden verdacht worden van een poging tot moord (liquidatie). Van enig belang dat zich tegen de overplaatsing verzet is in het geheel niet gebleken. De beslissing om klager weg te plaatsen uit de p.i. Nieuwegein kan daarom niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal dus ongegrond worden verklaard.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van P. de Vries, secretaris, op 21 november 2018.

 

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven