nummer: R-851
betreft: [klager] datum: 6 november 2018
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W.J. Morra, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 5 juli 2018 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Door klager is het beroep als volgt – samengevat – toegelicht.
Het Openbaar Ministerie verwijst naar een rapport van de reclassering van bijna anderhalf jaar oud. Klager betreurt hetgeen in het verleden is gebeurd, maar verdient een eerlijke kans, nu hij zich tijdens zijn detentieperiode voor de volle 100% heeft ingezet. Voorgesteld is twaalf uur verlof te verlenen. Klager kan zich daarin vinden, nu hij het vertrouwen moet opbouwen. Hij verzoekt ten slotte hem de gelegenheid te geven het beroep mondeling toe te mogen lichten.
Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt – samengevat – toegelicht.
Uit het beroepschrift blijkt niet wat klager precies wil. Hij stelt dat hij het wel eens met de toekenning van een verlof voor twaalf uren. Nu het beroepschrift niet met redenen is omkleed, wordt verzocht klager niet-ontvankelijk te verklaren in zijn beroep.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De vrijhedencommissie heeft positief geadviseerd ten aanzien van een verlof voor twaalf uren, wegens zijn middelengebruik in het verleden. Eventuele valkuilen kunnen vervolgens onderdeel van het behandeltraject bij de Bouman GGZ worden.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Den Haag heeft bezwaar tegen verlofverlening. Klager is veroordeeld wegens geweldsdelicten en daarom acht de advocaat-generaal het maatschappelijk onverantwoord klager thans zonder enige behandeling met verlof te laten gaan. Daarnaast heeft hij zich eerder niet gehouden aan de gestelde voorwaarden. Het recidiverisico wordt voorts ingeschat als hoog en is er risico op letselschade.
De politie heeft het verlofadres gecontroleerd en negatief geadviseerd ten aanzien van verlof op het opgegeven adres, gelet op de antecedenten van klager in relatie tot de criminaliteits- en overlastproblematiek in de wijk waarin de woning is gelegen.
De reclassering acht het risico op recidive hoog en ook het risico op onttrekken aan de voorwaarden wordt hoog geschat. Ook is sprake van risico op letselschade voor mensen in klagers directe omgeving en willekeurige slachtoffers. Het inzetten van gedragsbeïnvloeding of risicomanagement lijkt noodzakelijk om het risico op herhaling van delictgedrag te verlagen. Enkel ondersteunende voorwaarden zullen onvoldoende zijn, nu klager heeft laten zien zich in gematigd kader niet te houden aan de voorwaarden.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vier jaren met aftrek, waarvan twee jaren voorwaardelijk, wegens overvallen. Aansluitend dient hij in totaal 67 dagen vervangende hechtenis te ondergaan op grond van de wet Terwee. De einddatum van zijn detentie is thans gesteld op 31 mei 2019.
Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. De beroepscommissie wijst dit verzoek af, omdat de noodzaak van een mondelinge toelichting niet is gebleken. Zij acht zich op basis van de stukken voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. De selectiefunctionaris heeft in zijn afwijzende beslissing van 5 juli 2018 overwogen dat het de bedoeling is dat klager zijn behandeld zal worden in een forensische zorginstelling in het voorwaardelijke gedeelte van zijn straf, waarbij vrijheden in het kader van deze behandeling zullen worden verleend. Daarnaast is niet gebleken dat het gestarte behandeltraject bij GGZ Bouman heeft geleid tot beperking van de ingeschatte risico’s.
Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf.
Klager is veroordeeld wegens ernstige geweldsdelicten. De reclassering acht het risico op recidive en onttrekking aan de voorwaarden hoog en er is risico op letselschade voor personen in klagers directe omgeving en willekeurige slachtoffers. Zij acht daarom klinische behandeling voor zijn psychiatrische – en/of verslavingsproblematiek noodzakelijk om de aanwezige risico’s af te wenden. De rechtbank heeft in haar vonnis opgenomen dat klager voor behandeling klinisch opgenomen zal moeten worden in een hoog beveiligde zorgintensieve instelling in de (forensische) psychiatrie en/of verslavingszorg of soortgelijke intramurale instelling voor de maximale duur van één jaar. De beroepscommissie is met de selectiefunctionaris van oordeel dat het – gelet op voornoemde risico’s - meer in de rede ligt vrijheden in het kader van voornoemde behandeling te laten plaatsvinden dan in het kader van algemeen verlof. Derhalve kan de beslissing van de Minister niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 6 november 2018.
secretaris voorzitter