Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-478, 5 oktober 2018, schorsing
Uitspraakdatum:05-10-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          : S-478

Betreft : [verzoeker]    datum: 5 oktober 2018

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[…], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie Sittard. 

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde locatie van respectievelijk 27 september 2018 en 2 oktober 2018, inhoudende de oplegging van

a.         een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel, ingaande op 26 september 2018 om 16.00 uur en eindigend op 3 oktober 2018 om 16.00 uur, wegens de poging tot invoer van vijf gram softdrugs in de inrichting;

b.         een ordemaatregel van zeven dagen afzondering in een afzonderingscel ingaande op 3 oktober 2018 om 16.00 uur en eindigend op 10 oktober 2018 om 16.00 uur, in afwachting van de overplaatsing naar de afdeling voor Beheersproblematische Gedetineerden (BPG) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 2 oktober 2018, ingediend namens verzoeker door mr. H.M.S. Cremers, alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 4 oktober 2018 en 5 oktober 2018.

 

1.         De beoordeling

Ten aanzien van a.

Uit de inlichtingen van de directeur komt naar voren dat de opgelegde disciplinaire straf afliep op 3 oktober 2018 om 16.00 uur.

Nu de beslissing tot oplegging van de bestreden disciplinaire straf niet meer ten uitvoer wordt gelegd, zal het verzoek niet meer tot het door verzoeker beoogde resultaat kunnen leiden. Verzoeker heeft daarom geen belang meer bij een toewijzing van het verzoek zodat het verzoek onder a. moet worden afgewezen.

Ten aanzien van b.

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur volgt dat aan verzoeker op 2 oktober 2018 een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel gedurende zeven dagen is opgelegd, in afwachting van verzoekers overplaatsing naar de BPG van de p.i. Vught. De directeur heeft het horen van verzoeker niet nodig geacht en daar als reden voor vermeld dat “de straf verlengd wordt tot overplaatsing naar BPG”.

Op grond van artikel 57, eerste lid, aanhef en onder c, van de Pbw dient de directeur een gedetineerde in de gelegenheid te stellen te worden gehoord, alvorens te beslissen tot het opleggen van een ordemaatregel van plaatsing in afzondering op grond van artikel 24, eerste lid, van de Pbw. De voorzitter stelt vast dat dit horen achterwege is gelaten en dat daarom niet is voldaan aan de vereisten van artikel 57, eerste lid, aanhef en onder c, van de Pbw. Reeds omdat verzoeker niet is gehoord, zijn er termen aanwezig om het verzoek, genoemd onder b toe te wijzen. Daarnaast geldt dat het verlengen van de straf door het opleggen van een ordemaatregel eveneens in strijd met de wet is.

 

2.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek onder a. af.

De voorzitter wijst het verzoek onder b. toe en schorst de tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben beslist.

 

 

Aldus gedaan door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, in tegenwoordigheid van J.A. van der Veen, secretaris, op 5 oktober 2018.

 

 

 

 

 

 

 

secretaris         voorzitter

 

Naar boven