Nummer : R-530
Betreft : [klager] datum: 8 november 2018
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.R. Ytsma, namens […], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 5 februari 2018 van de alleensprekende beklagrechter bij
FPC Oostvaarderskliniek te Almere, verder te noemen de inrichting,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 2 oktober 2018, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.R. Ytsma, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting […], jurist.
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag – voor zover in beroep aan de orde – betreft:
a. maatregel van afdelingsarrest (begeleidingskaart) d.d. 4 november 2017 (OV 2017-197);
b. maatregel van afdelingsarrest (begeleidingskaart) d.d. 18 november 2017 (OV 2017-215).
De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Van de aan klager opgelegde maatregelen zijn schriftelijke mededelingen uitgereikt, waarin klager wordt medegedeeld dat hij tegen de beslissingen in beklag kan gaan. Klager meent dat hij ten onrechte niet-ontvankelijk in zijn beklag is verklaard. De Bvt zou klager rechtsbescherming moeten bieden.
Ad OV 2017-197: Het incident is niet zo ernstig dat op grond daarvan hem tien dagen afdelingsarrest zou moeten worden opgelegd. Klager kreeg eerder ook de toezegging dat hem geen begeleidingskaart zou worden opgelegd. Hij mocht hierop vertrouwen. De beslissing hem toch afdelingsarrest op te leggen is te lichtvaardig en op ondeugdelijke gronden genomen. Ook het behandelingsplan biedt geen grondslag de maatregel op te leggen.
Ad OV 2017-215: Het vermeende gedrag (seks op het toilet met een medepatiënte) is ten onrechte geproblematiseerd. Ook hier wordt ten onrechte verwezen naar het behandelingsplan.
Klager ontkent seks te hebben gehad met de medepatiënte. Zij vroeg of klager mee wilde gaan naar de rookruimte. Zij ging naar het toilet, kwam terug en vroeg of klager eens wilde ruiken op het toilet omdat het daar stonk, hetgeen klager heeft gedaan. Daarna zijn zij naar de soos teruggegaan. Klager heeft geen liefdesrelatie met haar gehad, evenmin een seksuele relatie.
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is telkens wel ontvankelijk in zijn beklag.
Een begeleidingskaart is een maatregel waartegen beklag open staat. Indien sprake is van een begeleidingsplan wordt dit opgenomen in het behandelingsplan. Hiervan is in onderhavige beklagzaken geen sprake.
Ad OV 2017-197: Op 4 november 2017 is aan klager een begeleidingskaart opgelegd vanwege oplopende spanningen bij klager. De oplegging van de begeleidingskaart werd door het gehele behandelteam noodzakelijk geacht. Als dit klager wordt uitgelegd, begrijpt hij het niet. De bij klager opgebouwde spanningen werden slechts geleidelijk minder.
Ad OV 2017-215: Op 18 november 2017 is aan klager een begeleidingskaart opgelegd omdat er sprake was van risicovol gedrag. Spanningen leiden tot een groter risico op ongepast contact zoeken met vrouwen, hetgeen vergelijkbaar is met het indexdelict. Klager was in onvoldoende contact met de sociotherapie en liet zich onvoldoende aansturen.
3. De beoordeling
Indien de bewegingsvrijheid waarop de verpleegde op grond van de bij of krachtens deze wet gestelde regels recht heeft, niet is beperkt tot de afdeling waar hij verblijft, kan het hoofd van de inrichting op grond van artikel 33 in verbinding met artikel 32, eerste lid, onder b van de Bvt zodanige beperking niettemin telkens voor een periode van ten hoogste vier weken opleggen, indien dit noodzakelijk is met het oog op de handhaving van de orde en veiligheid.
Ter zitting van de beroepscommissie is namens het hoofd van de inrichting gesteld dat klager in zijn beklag kan worden ontvangen. Anders dan in de situatie van het begeleidingsplan dat onderdeel uitmaakt van het behandelingsplan, is een begeleidingskaart wel aan te merken als een maatregel waartegen beklag mogelijk is. Gelet hierop zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en op grond van artikel 68, derde lid, van de Bvt het beklag inhoudelijk beoordelen.
a. (OV 2017-197)
Uit de stukken, waaronder de schriftelijke mededeling van de opgelegde maatregel van
4 november 2017 blijkt dat klager een geladen indruk maakte. Hij maakte zich fysiek groot en schreeuwde over het terrein. Medepatiënten voelden zich angstig en sociotherapie voelde zich genoodzaakt in te grijpen om verdere escalatie te voorkomen. Uit het verweerschrift van
17 januari 2018 van het hoofd van de inrichting voor de beklagrechter blijkt dat de dagen voorafgaand aan 4 november 2017 al sprake was van oplopende spanningen bij klager.
De begeleidingskaart heeft gelopen tot 14 november 2017, nadat sprake is geweest van een aflopende spanning en verbeterde samenwerking.
De beroepscommissie is van oordeel dat de beslissing van het hoofd van de inrichting bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het beklag zal wat betreft dit onderdeel ongegrond worden verklaard.
b. (OV 2017-215)
Wat betreft de op 18 november 2017 opgelegde maatregel blijkt uit de stukken, waaronder de schriftelijke mededeling van de maatregel, dat het vermoeden is ontstaan dat klager seksueel contact heeft gehad in de toiletruimte met een medepatiënte. Volgens het hoofd van de inrichting vertelt klager hierover verschillende verhalen en ook komt zijn verhaal niet overeen met de verklaring van de medepatiënte. Het op ongepaste wijze contact zoeken met vrouwen en hier niet open over zijn, is delictgerelateerd. Het risicomanagement en de behandeling zijn hier op gericht. De begeleidingskaart heeft gelopen tot 1 december 2018.
Tegen deze achtergrond kan de beslissing van het hoofd van de inrichting bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Het beklag zal daarom wat betreft dit onderdeel ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag op beide onderdelen alsnog ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, prof. dr. H.J.C. van Marle en mr. T.B. Trotman, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 8 november 2018
secretaris voorzitter