Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-187, 19 november 2018, beroep
Uitspraakdatum:19-11-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          R-187

betreft: [klager]            datum: 19 november 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. A.D. Kloosterman, namens […], geboren op […] 1998, verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 31 januari 2018 van de alleensprekende beklagrechter bij de rijks justitiële jeugdinrichting (r.j.j.i.) locatie Den Hey-Acker te Breda (hierna: Den Hey-Acker), alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde r.j.j.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. A.D. Kloosterman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft het opleggen van een disciplinaire straf, inhoudende uitsluiting van activiteiten vanaf 20 november 2017, 18.00 uur, tot en met 26 november 2017, 21.30 uur (HA 2017-172).

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt schriftelijk als volgt toegelicht.

Primair kan klager zich niet verenigen met het oordeel van de beklagrechter dat het niet onredelijk is dat de inrichting geen aangepaste urinecontrole aan klager heeft aangeboden en subsidiair kan klager zich niet vinden in de overweging dat het niet deelnemen aan de urinecontrole klager kan worden aangerekend. Klager verzoekt om toekenning van een compensatie.

Ten aanzien van de gronden is verzocht de gronden die in beroepszaak RSJ 24 mei 2018, 17/4206/JA naar voren zijn gebracht als herhaald en ingelast te beschouwen. Deze gronden zijn, gezien hetgeen in voornoemde zaak staat opgenomen, als volgt.

Bij voorgaande inrichtingen (j.j.i. Juvaid, r.j.j.i. locatie De Hunnerberg, j.j.i. Het Poortje en j.j.i. Teylingereind) kreeg klager wel aangepaste urinecontroles aangeboden. In dat verband wordt gewezen op een passage in opgemaakte ForCa rapportage, waarin wordt vermeld dat voor klager bij zijn vorige instelling een aangepaste urinecontrole gold. Het is onduidelijk waarom Juvaid wel aan Teylingereind heeft bericht dat sprake is van een aangepaste urinecontrole, maar dit tegenover Den Hey-Acker ontkent. Het niet verwerken van een aangepaste urinecontrole in zijn medisch dossier, ligt buiten klagers macht en komt voort uit onzorgvuldig handelen van de voorgaande inrichtingen. Klager stelt dat uit zijn medische verklaring volgt dat hij onder het geldende protocol geen deel kan nemen aan urinecontroles. Door bekkenbodemproblematiek is het voor klager zeer moeilijk om spontaan urinelozing op gang te brengen en alleen bij voorbereiding op een urinelozing waarbij houding en ontspanning aangepast moeten worden, kan hij met enige vertraging urine produceren. Klager kan niet ontspannen op het moment dat een medewerker direct visueel toezicht houdt, hetgeen ertoe leidt dat er geen urinelozing tot stand komt. Klager wil dat de urinecontrole zonder direct visueel toezicht wordt uitgevoerd, dan is hij bereid om mee te werken. Klager heeft om de kans op fraude te kunnen verwaarlozen diverse opties aangedragen, waaronder cameratoezicht of fouilleren dan wel visiteren voorafgaand aan de urinecontrole.     

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3.         De beoordeling

Artikel 54, eerste lid, Bjj bepaalt dat indien een personeelslid of medewerker constateert dat een jeugdige betrokken is bij feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming en hij voornemens is daarover aan de directeur schriftelijk verslag te doen, hij dit de jeugdige mededeelt. Op grond van artikel 55, eerste lid, onder c, kan de directeur wegens het begaan van feiten als bedoeld in artikel 54, eerste lid, de disciplinaire straf van uitsluiting van deelname aan een of meer bepaalde activiteiten voor ten hoogste vier dagen voor jeugdigen tot zestien jaar en ten hoogste zeven dagen voor jeugdigen van zestien jaar en ouder opleggen. Artikel 3, derde lid van de Regeling urine onderzoek jeugdigen, houdt in dat de jeugdige urineert bij voorkeur in een daartoe bestemde ruimte onder direct visueel toezicht van een personeelslid of medewerker in een daartoe aan hem verstrekte opvangbeker.

De beroepscommissie stelt vast dat klager op 20 november 2017 heeft geweigerd mee te werken aan een urinecontrole. Klager is ter zake gehoord en heeft blijkens de schriftelijke mededeling aangegeven het er niet mee eens te zijn dat er bij hem een urinecontrole wordt afgenomen, terwijl er nog geen uitspraak van de commissie van toezicht is (de beroepscommissie begrijpt: inzake klagers standpunt dat voor hem een aangepaste urinecontrole moet volgen). 

In de medische verklaring van klager staat het volgende opgenomen:

“Door bekkenbodemproblematiek, is het voor [naam klager] zeer moeilijk om spontaan urinelozing op gang te brengen. Alleen bij voorbereiding op de urinelozing waarbij houding en ontspanning aangepast moeten worden kan hij met enige vertraging urine produceren.”

Evenals in de zaak RSJ 24 mei 2018, 17/4206/JA is overwogen, merkt de beroepscommissie op dat niet is gebleken dat klager medische belemmeringen of redenen heeft als gevolg waarvan hij niet onder toezicht kan urineren. Dat klager absoluut onvermogend zou zijn te urineren in bijzijn van anderen, zoals gesteld namens klager, is niet aannemelijk geworden. De wijze waarop urinecontroles moeten worden uitgevoerd, staat gedetailleerd in wet- en regelgeving beschreven en afwijkingen daarop worden in beginsel niet toegestaan. Van de directeur kan daarom in beginsel niet gevergd worden van de wet- en regelgeving af te wijken. Het niet aanbieden van een afwijkende procedure voor klager is dan ook niet als onredelijk te beschouwen.

De weigering van een urinecontrole kan leiden tot het opleggen van een disciplinaire straf. In casu heeft het geleid tot zeven avonden uitsluiting van activiteiten voor klager. De disciplinaire straf en de omvang ervan zijn naar het oordeel van de beroepscommissie niet disproportioneel.

Het voorgaande betekent dat het beroep ongegrond wordt verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J.C. Koens, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en mr. E. Lucas, leden, bijgestaan door mr. M. Simpelaar, secretaris, op 19 november 2018

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven