Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-173, 8 november 2018, beroep
Uitspraakdatum:08-11-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

nummer:          R-173

betreft: [klager]            datum: 8 november 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. Z. Nahar, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 25 januari 2018 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting Grave, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van bovengenoemde inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de weigering klager op 16 december 2017 tijdens een aan hem opgelegde disciplinaire straf zijn cel te laten schoonmaken (GO 2017/510).

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Een personeelslid van de inrichting heeft klager geweigerd tijdens een aan hem opgelegde disciplinaire straf zijn cel schoon te laten maken. Nu het voor klager noodzakelijk is dat zijn cel is gereinigd voordat hij gaat bidden, is klager beperkt in de uitoefening van zijn geloof. Klager had van te voren aangegeven dat hij het luchtmoment wenste over te slaan en kort zou douchen, zodat hij tijd had zijn cel schoon te maken. Als gevolg van voornoemde weigering is klager zwaar getroffen.

De directeur heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep niet toegelicht.

3.         De beoordeling

Het handelen, nalaten daaronder begrepen, van personeel in een inrichting in het kader van de uitoefening van zijn taak, moet behoudens puur feitelijk handelen, in beginsel worden gezien als handelen van of namens de directeur waartegen beklag op grond van artikel 60, eerste lid, van de Pbw openstaat. Nu het beklag ziet op de omstandigheid dat klager is geweigerd tijdens een aan hem opgelegde disciplinaire straf zijn cel te laten schoonmaken, valt het beklag onder het bereik van artikel 60 van de Pbw. De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en klager alsnog ontvankelijk verklaren in zijn beklag.

Op grond van artikel 51, eerste lid onder a, in verbinding met artikel 50, eerste lid, van de Pbw kan de directeur een disciplinaire straf opleggen van opsluiting in een strafcel dan wel een andere verblijfsruimte voor ten hoogste twee weken. Artikel 55, eerste lid, van de Pbw bepaalt dat de gedetineerde aan wie een dergelijke disciplinaire straf is opgelegd is uitgesloten van het deelnemen aan activiteiten, voor zover de directeur niet anders bepaalt en behoudens het dagelijks verblijf in de buitenlucht, bedoeld in artikel 49, derde lid, van de Pbw.

Uit de stukken, waaronder het klaagschrift, volgt dat aan klager – zo begrijpt de beroepscommissie – een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel is opgelegd. Uit de inlichtingen van de directeur volgt dat klager de mogelijkheid is geboden te douchen of te luchten, waarop klager aangaf te willen douchen. Gelet hierop en op het bepaalde in artikel 55, eerste lid, van de Pbw, kan de weigering klager zijn cel te laten schoonmaken niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beklag zal daarom ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. E. Lucas en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van M.G. Bikker, secretaris, op 8 november 2018

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

 

Naar boven