Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-315, 30 augustus 2018, schorsing
Uitspraakdatum:30-08-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          : S-315

Betreft : [verzoeker]    datum: 30 augustus 2018

 

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. I. Stas, namens

[…], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie Esserheem.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van

29 augustus 2018, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel gedurende zeven dagen, ingaand op 28 augustus 2018 om 16.00 uur en eindigend op 4 september 2018 om 16.00 uur, wegens een urinecontrole met positieve score op cannabis.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 28 augustus 2018 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 29 augustus 2018.

 

1.         De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Uit de inlichtingen van de directeur blijkt dat de disciplinaire straf is opgelegd wegens een positieve score op cannabis na de afname van een urinecontrole. Verzoeker had tot dusver bij veertien urinecontroles sinds aanvang van zijn detentie dertien keer een positieve score op cannabis en hij is hiervoor reeds meerdere keren disciplinair gestraft. In de beslissing tot oplegging van de disciplinaire straf is op dit punt geen nadere motivering opgenomen. De directeur stelt in de reactie op het schorsingsverzoek dat het feit dat verzoeker positief blijft scoren op cannabis laat zien dat de tot dusver opgelegde disciplinaire straffen onvoldoende effect sorteren en dat dit, alsmede het feit dat verzoeker voor de voorlaatste positieve score op cannabis niet disciplinair was gestraft, nu redenen waren om te beslissen tot een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel.

Met betrekking tot de aard en hoogte van de opgelegde disciplinaire straf overweegt de voorzitter als volgt. Volgens de ‘Sanctiekaart 2016 Landelijk’, waarin het landelijk geldende sanctiebeleid is vastgelegd, kan bij een positieve score op softdrugs in beginsel een disciplinaire straf van maximaal vijf dagen opsluiting in de eigen cel worden opgelegd en geldt dat ongeacht het aantal positieve scores. Dit brengt met zich dat, indien de directeur van de beleidslijn wil afwijken, daarbij de eis geldt dat die afwijking gemotiveerd dient te worden. Een dergelijke motivering ontbreekt in dit geval in de beslissing tot oplegging van de disciplinaire straf.

De directeur maakt geen melding van de Sanctiekaart en geeft dan ook niet aan hoe de opgelegde straf zich verhoudt tot enige in de Sanctiekaart vermelde richtlijn.

De voorzitter overweegt, voorlopig oordelend, dat de directeur voor verzoeker onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt waarom zijn overtreding aanleiding is geweest voor een disciplinaire straf van deze duur.

Gelet op het vorenstaande zijn er termen aanwezig voor toewijzing van het verzoek vanaf het moment dat de opgelegde disciplinaire straf de duur van vijf dagen overstijgt.

 

2.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur met ingang van 2 september 2018 om 16.00 uur tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben beslist.

 

Aldus gedaan door mr. R.H. Koning, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Warntjes, secretaris, op 30 augustus 2018.

                               

secretaris                                                                    voorzitter

 

Naar boven