Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-329, 6 september 2018, schorsing
Uitspraakdatum:06-09-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

DBT  v

 

Nummer          : S-329

Betreft : [verzoeker]    datum: 6 september 2018

 

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. C.W. Flokstra, namens […], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting (p.i.) Arnhem. Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissingen van de directeur van voormelde p.i. van 30 augustus 2018, inhoudende de terugplaatsing naar het basisprogramma (degradatie) per 11 september 2018.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 31 augustus 2018 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 6 september 2018.

 

1.         De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissingen waartegen beklag is ingediend in strijd zijn met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk zijn dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissingen. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Als negatief gedrag is in de bestreden beslissing alleen genoemd een incident op 28 augustus 2018, waarbij bij een inspectie van verzoekers cel twee mobiele telefoons, vijf simkaarten, twee opladers en oordopjes zijn aangetroffen en waarvoor aan verzoeker een disciplinaire straf is opgelegd.

Gezien het bovenstaande is er naar het voorlopig oordeel van de voorzitter kennelijk alleen sprake van incidenteel ongewenst gedrag. In beginsel levert een enkele ongewenste gedraging geen grond op voor degradatie. Van enige motivering waarom dit in dit geval anders zou zijn, blijkt uit de beslissing niet. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter kan ook niet worden gezegd dat sprake is van zulk ernstig (rood) gedrag dat degradatie naar het basisprogramma op basis van dit enkele gedrag geen nadere motivering behoeft en ook de vereiste belangenafweging, die in dit geval ontbreekt, achterwege mocht blijven.

Daarmee is de beslissing van de directeur onvoldoende draagkrachtig gemotiveerd, zodat de tenuitvoerlegging daarvan voor schorsing in aanmerking komt.

Het verzoek zal daarom worden toegewezen.

 

2.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben beslist.

 

Aldus gedaan door mr. A. van Waarden, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Warntjes, secretaris, op 6 september 2018.

                               

secretaris                                                                    voorzitter

 

Naar boven