Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-328, 6 september 2018, schorsing
Uitspraakdatum:06-09-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          : S-328

Betreft : [verzoeker]    datum: 6 september 2018

 

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. C.W. Flokstra, namens

[…], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting (p.i.) Arnhem.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissingen van de directeur van voormelde p.i. van 28 augustus 2018, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel gedurende veertien dagen, ingaand op 28 augustus 2018 om 11.00 uur en eindigend op 11 september 2018 om 11.00 uur, wegens bezit van twee mobiele telefoons, vijf simkaarten, twee opladers en oordopjes.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 31 augustus 2018 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 6 september 2018.

 

1.         De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissingen waartegen beklag is ingediend in strijd zijn met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk zijn dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissingen. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Uit de inlichtingen van de directeur blijkt dt de disciplinaire straf is opgelegd wegens het bezit van twee mobiele telefoons, vijf simkaarten, twee opladers en oordopjes.

De directeur overweegt dat dit bezit kan duiden op handel. Verzoeker wil daar niets over zeggen.

Met betrekking tot de aard en hoogte van de opgelegde disciplinaire straf overweegt de voorzitter als volgt. Blijkens de ‘Sanctiekaart 2016 Landelijk’, waarin het landelijk geldende sanctiebeleid is vastgelegd, geldt in beginsel een disciplinaire straf van tien dagen opsluiting in de eigen cel voor het bezit van een GSM en/of simkaart.

Indien de directeur van de beleidslijn wil afwijken, geldt daarbij de eis geldt dat die afwijking gemotiveerd dient te worden. Een dergelijke motivering ontbreekt in dit geval in de bestreden beslissing.

Gelet op het vorenstaande zijn er termen aanwezig voor toewijzing van het verzoek.

 

2.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben beslist.

 

Aldus gedaan door mr. A. van Waarden, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Warntjes, secretaris, op 6 september 2018.

                               

secretaris                                                                    voorzitter

 

Naar boven