Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-245, 15 augustus 2018, schorsing
Uitspraakdatum:15-08-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          : S-245

Betreft : [verzoeker]    datum: 15 augustus 2018

De voorzitter van de beroepscommissie uit de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming heeft kennisgenomen van de bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschriften van  […], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de Van der Hoeven Kliniek te Utrecht, verder de inrichting te noemen, en zijn raadsvrouw mr. Y.H.G. van der Hut.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 64 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van het hoofd van de inrichting van 8 augustus 2018, inhoudende dat verzoeker wordt verplicht tot het ondergaan van een geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 16b, onder b, Bvt (hierna: b-dwangbehandeling).

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 13 augustus 2018 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van het hoofd van voornoemde inrichting van 14 augustus 2018.

 

1.         De standpunten

Verzoeker heeft zijn verzoek als volgt toegelicht. Hij neemt dagelijks medicijnen in en werkt mee aan urinecontroles als hij wakker is. Te veel medicijnen is voor niemand goed. Er wordt geschreven dat er sprake is van schizofrenie maar het gaat gewoon goed. Hij maakt grapjes als hij zichzelf omschrijft als een tikkende tijdbom en bedreigt niemand. Dit is zeker een misverstand. Hij bedreigt niemand, maar de psychiaters doen dat wel met medicatie. Een depot roept steekgevoelens bij hem op en daarom zit hij nu hier. Hij bepaalt liever zelf zijn medicatie want het is zijn lever.

 

Verzoekers raadsvrouw heeft toegelicht dat verzoeker weerspreekt dat hij niet bereid zou zijn vrijwillig, althans onder drang, orale medicatie in te nemen. Hij heeft grote bezwaren tegen de depotmedicatie en het per injectie toegediend krijgen van de medicatie. Hij is, om dat te voorkomen, bereid om zelf orale medicatie te nemen. Verzoeker heeft dit ook te kennen gegeven en begrijpt niet waarom wordt genoteerd dat hij daartoe niet bereid zou zijn. Daarnaast ontkent hij agressieve gedachten te hebben richting anderen. Er is geen gevaar dat hij iemand zal gaan steken. Nu oplegging van een b-dwangbehandeling een ingrijpende en verstrekkende beslissing is die inbreuk maakt op de persoonlijke integriteit van een persoon, dient sprake te zijn van een noodzaak tot het hiertoe overgaan. Nu verzoeker de medicatie ook zelf wil nemen, is die noodzaak er niet en voldoet de beslissing aldus niet aan de vereisten van subsidiariteit en proportionaliteit.

 

Uit de inlichtingen van het hoofd van de inrichting komt het volgende naar voren.

Verzoeker lijdt aan schizofrenie, is chronisch psychotisch en weigert de geïndiceerde psychiatrische medicatie. Zonder consequent gebruik van antipsychotische medicatie ontregelt hij. Verzoeker wordt dan in toenemende mate verward, oninvoelbaar en zijn agitatie en boosheid naar het behandelteam nemen toe. Hij geeft aan zichzelf als een tikkende tijdbom te voelen en heeft meermalen aangegeven iemand te willen steken als hij medicatie toegediend zal krijgen. Uit het verleden is bekend dat verzoeker, ook binnen een opname in een psychiatrisch ziekenhuis, agressief kan reageren, zeker als hij geen antipsychotische medicatie gebruikte. Zijn indexdelict, poging tot zware mishandeling en bedreiging met zware mishandeling, heeft hij gepleegd in FPK Inforsa. Er is sprake van een uit de stoornis van de geestvermogens voortvloeiend onmiddellijk dreigend gevaar dat de beslissing tot een b-dwangbehandeling rechtvaardigt. Verzoeker verblijft sinds 22 november 2017 in de inrichting. Uit de langdurige psychiatrische en justitiële voorgeschiedenis van verzoeker blijkt dat hij in 2004 zijn vader met een mes heeft gestoken en binnen de verschillende zorginstelling regelmatig agressieve incidenten veroorzaakte. Begin 2015 heeft hij geprobeerd een staflid van FPK Inforsa, waar hij sinds 2013 verbleef en vrijwel voortdurend psychotisch was, met een broodmes neer te steken, waarvoor verzoeker tbs met dwangverpleging is opgelegd. In 2015 heeft verzoeker bij een kamercontrole een schaar gepakt en stekende bewegingen naar de romp van een medewerker gemaakt. Terwijl de medewerker afwerende bewegingen maakte, werd deze in de duim geraakt en zijn twee zenuwen doorgesneden. Verzoeker verblijft in de inrichting op een afdeling voor individuele en intensieve zorg waar hem een hoge mate van structuur en intensieve begeleiding worden geboden. Hij is het niet eens met de diagnose schizofrenie, ziet de noodzaak van de behandeling niet en denkt dat hij zelfstandig kan wonen en op korte termijn een vier jaar durende opleiding kan volgen. Hij ziet nauwelijks de beperkingen van zijn problematiek en heeft geen inzicht in het risico op gewelddadig gedrag. De medewerkers merken in het contact met verzoeker dat de spanning snel kan oplopen. In gesprekken kan hij oninvoelbaar of boos worden met name wanneer het gesprek gaat over het krijgen van een depot of het niet krijgen van vrijheden. Zijn gedrag is tot op heden wisselend. Hij vertoont (seksueel) ontremd gedrag, kan plotseling boos worden en laat zich dan moeilijk begrenzen, is druk, kan zijn impulsen niet beheersen maar kan ook zeer inactief zijn en hele dagen in bed doorbrengen. Wanneer hij boos is, uit hij vijandige gedachten. Vanuit zijn ontregeling en zijn gebrekkige motivatie komt het tot op heden nauwelijks tot een structureel behandelprogramma. Aan verzoeker is antipsychotische medicatie in depotvorm voorgeschreven. Aanvankelijk werkte verzoeker mee aan de medicatietoediening maar vanaf juni 2018 weigert hij zijn depotmedicatie. Getracht is om hem te motiveren tot inname van orale medicatie en dit had aanvankelijk succes. Sinds begin augustus weigert verzoeker echter de voorgeschreven medicatie. 

 

2.         De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van een beslissing van het hoofd van de inrichting slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de bestreden beslissing in strijd is met de wet dan wel zodanig onredelijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van die beslissing van het hoofd van de inrichting. De voorzitter overweegt hieromtrent het volgende.

Op grond van artikel 16b, onder b, Bvt kan het hoofd van de inrichting beslissen tot het toepassen van een zogenaamde b-dwangbehandeling, indien dit naar het oordeel van een arts, die doorgaans de behandelend psychiater zal zijn, volstrekt noodzakelijk is om het gevaar dat de stoornis van de geestvermogens de verpleegde binnen de inrichting doet veroorzaken af te wenden.

Uit de stukken, waaronder verzoekers behandelingsplan, blijkt dat verzoekers behandelend psychiater van oordeel is dat bij verzoeker sprake is van schizofrenie. Verzoeker is chronisch psychotisch. In het verleden heeft verzoeker meermalen agressieve incidenten veroorzaakt, zijn vader met een mes gestoken, een medewerker van een psychiatrische instelling aangevallen met een mes (hiervoor is verzoeker de tbs met dwangverpleging opgelegd) en een andere medewerker aangevallen met een schaar. Verzoeker weigert sinds begin deze maand de voorgeschreven antipsychotische medicatie in te nemen en heeft aangegeven dat hij zichzelf een tikkende tijdbom voelt en meermalen aangegeven iemand te willen steken. Dat verzoeker zoals door zijn raadsvrouw is aangevoerd bereid is om vrijwillig oraal medicatie in te nemen, acht de voorzitter, gelet op de stukken en de inhoud van verzoekers schorsingsverzoek, vooralsnog niet aannemelijk geworden.

Uit de stukken kan worden opgemaakt dat de behandelend psychiater van oordeel is dat de toepassing van een b-dwangbehandeling volstrekt noodzakelijk is om het gevaar dat de stoornis van verzoekers geestvermogens binnen de inrichting doet veroorzaken, af te wenden. Niet gesteld en vooralsnog is niet gebleken dat aan de formele eisen als vermeld in hoofdstuk 10 van het Reglement verpleging ter beschikking gestelden niet is voldaan.

Gelet op het vorenstaande voldoet naar het voorlopig oordeel van de voorzitter de beslissing tot het toepassen van b-dwangbehandeling aan de daaraan te stellen eisen van doelmatigheid, proportionaliteit en subsidiariteit. De bestreden beslissing kan derhalve niet worden aangemerkt als zodanig onredelijk dat er een spoedeisend belang is thans over te gaan tot schorsing van die beslissing. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

 

3.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af.

 

 

 

Aldus gegeven door mr. R.M. Maanicus, voorzitter, in tegenwoordigheid van

mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 15 augustus 2018.

 

                   

 

 

                        secretaris                                                     voorzitter

 

 

 

Naar boven