Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/4241/GA, 19 juli 2018, beroep
Uitspraakdatum:19-07-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

DBT  v

 

nummer:          17/4241/GA

betreft: [klager]            datum: 19 juli 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 21 november 2017 van de beklagcommissie bij de locatie Roermond.

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 juni 2018, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, is klager gehoord. De directeur van de locatie Roermond is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:         

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de beslissing van 27 juli 2017 tot degradatie van klager (R-2017-000168).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager ging weliswaar niet in beroep tegen de straf wegens mishandeling, maar wil wel aangeven dat hij niemand mishandelde. Klager had eerder woorden met de betreffende medegedetineerde, maar dat was geen reden om hem te mishandelen. Klager gelooft de weergave van de camerabeelden niet. Er zijn meerdere gedetineerden in de douche geweest. Verder werd de medegedetineerde niet gehoord. Hij, de medegedetineerde, antwoordde ja op de enige en suggestieve vraag of klager hem mishandelde. Verder zag klager de medegedetineerde kort na het gebeuren. Klager zag toen geen letsel bij de medegedetineerde. Naar aanleiding van dit incident werd klager gedegradeerd naar het basisregime. De medegedetineerde zou aangifte gedaan hebben tegen klager. Dit incident is het enige incident, want klager vertoonde daarvoor enkel groen gedrag en daar komt bij dat hij de medegedetineerde niet mishandelde. Na vier maanden werd klager weer naar het plusregime geplaatst. Toen bleek namelijk dat er geen aangifte gedaan was door de medegedetineerde. Klager zat vervolgens zeven of acht weken in het plusregime. Daarna werd hij weer terug geplaatst naar het basisregime, want hij kreeg twee rapporten. Inmiddels zit hij op de BPG in Vught.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht. Dat standpunt luidde als volgt. Klager werd teruggeplaatst, omdat hij een medegedetineerde mishandelde in de doucheruimte. Dit deed hij met voorbedachte rade, want er zouden meerdere gedetineerden betrokken geweest zijn bij de mishandeling. Zo stond een gedetineerde op de uitkijk. Klagers gedrag is dusdanig ernstig en ongewenst dat onmiddellijke terugplaatsing naar het basisprogramma aangewezen is.

3.         De beoordeling

Op grond van artikel 1d van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de regeling) besluit de directeur over promotie en degradatie van een gedetineerde. Op grond van artikel 1d, derde lid, van de regeling kan de directeur besluiten tot degradatie indien de gedetineerde, die is gepromoveerd, op een van de onderdelen van goed gedrag verzaakt.

De directeur dient voorafgaande aan een beslissing over degradatie een belangenafweging te maken. Bij die belangenafweging dient de directeur het ‘oranje-gedrag’ dan wel het ‘rode gedrag’ van de gedetineerde af te zetten tegen het structurele gedrag, waaronder ook al het ‘groene gedrag’, van de gedetineerde. Uit die belangenafweging dient duidelijk te blijken waarom het ‘oranje gedrag’ dan wel ‘rode gedrag’ van de gedetineerde, bezien in het licht van het uitgangspunt van het DBT dat gedetineerden zelf verantwoordelijkheid moeten nemen voor hun re-integratie, dient te leiden tot degradatie.

Uit artikel 1e, onderdeel b van de Regeling selectie plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, volgt onder andere dat gedetineerden die vervolgd worden voor het in detentie plegen dan wel medeplegen van misdrijven zijn uitgesloten van promotie of het plusprogramma. Indien de vervolging niet leidt tot een veroordeling wordt de uitsluiting ongedaan gemaakt.

De beroepscommissie stelt vast dat klager werd teruggeplaatst op basis van een incident. Klager ontkent dat incident gepleegd te hebben. Verder verklaarde klager ter zitting dat hem is gebleken dat geen aangifte is gedaan door de medegedetineerde.

De beroepscommissie maakt uit de beschikbare informatie op dat klager voorafgaand aan dat incident enkel groen gedrag vertoonde. De directeur gaf evenwel aan dat gelet op de ernst van het incident gebleken is dat klager structureel verzaakt op goed gedrag. Verder zou aangifte gedaan zijn door de medegedetineerde, wat ook een reden was tot terugplaatsing.

De beroepscommissie is van oordeel dat van een juiste belangenafweging niet is gebleken, nu het een enkel incident betreft. Nog daargelaten de vraag of klagers ontkenning van de gestelde mishandeling op goede gronden terzijde geschoven werd biedt de gestelde, maar ook betwiste ernst van het gerapporteerde feit, met name nu daarvan kennelijk geen aangifte tegen klager is gedaan, niet zonder meer basis voor de conclusie dat bij klager sprake was van structureel oranje of rood gedrag. Daardoor kan niet gesteld worden dat klager structureel verzaakte op het nemen van verantwoordelijkheid voor zijn re-integratie. Nu bovendien als onweersproken is vast te stellen dat er geen sprake is van aangifte tegen klager en dat klager niet vervolgd werd voor de mishandeling kon klager ook niet op grond van artikel 1e onder b van de Regeling teruggeplaatst worden. 

Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard. Aan klager zal, gelet op de periode waarin hij in het basisregime heeft verbleven, een tegemoetkoming worden toegekend van € 80,=.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.

Aan klager zal een tegemoetkoming worden toegekend van € 80,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. R.S.T. Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.G. Dekker, secretaris, op 19 juli 2018

                   

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven