Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/3513/GA, 19 juni 2018, beroep
Uitspraakdatum:19-06-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          17/3513/GA

betreft: [klager]            datum: 19 juni 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B.J.W. Tijkotte, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van de alleensprekende beklagrechter bij het Justitieel Complex Zaanstad van 2 oktober 2017, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormeld justitieel complex in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft een beslissing van de directeur om geen avondrecreatie aan te bieden in het huis van bewaring (h.v.b.) (ZS-JH-2017-491).

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De beoordeling

In artikel 61 van de Pbw staan de voorschriften omtrent de wijze van indiening van een klaagschrift en de voorwaarden waaraan een klaagschrift moet voldoen. Het artikel stelt niet de eis dat een klaagschrift moet zijn voorzien van een originele handtekening van klager. Gelet op het klaagschrift, de bijgevoegde handtekeningenlijst en de opgave van klager in beroep, dat hij alsnog een klaagschrift voorzien van originele handtekening had nagezonden, is voldoende aannemelijk dat klager de intentie had om een klaagschrift in te dienen. In zoverre is de uitspraak van de beklagrechter niet op de juiste gronden genomen.

Uit het klaagschrift blijkt dat het beklag betrekking heeft op algemeen binnen de inrichting geldende regelgeving, waaruit volgt dat in een h.v.b. alleen een basisprogramma bestaat, waarbij geen avondrecreatie wordt aangeboden. Op grond van artikel 60, eerste lid, van de Pbw, is alleen beklag mogelijk over een klager betreffende door of namens de directeur genomen beslissing.

Er is geen beklag mogelijk tegen een algemene regel die voor alle in de inrichting verblijvende gedetineerden geldt, tenzij sprake is van strijd met hogere wet- of regelgeving. Daarvan is niet gebleken. De beslissing van de directeur om wel avondrecreatie aan te bieden in het penitentiair psychiatrisch centrum is hoe dan ook geen beslissing die jegens klager is genomen. Klager kan om die reden niet in zijn klacht worden ontvangen.

Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagrechter zal worden bevestigd met wijziging van de gronden.

3.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. C.M. van der Bas en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. J. Warntjes, secretaris, op 19 juni 2018.

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven