Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/3371/TA, 4 juni 2018, beroep
Uitspraakdatum:04-06-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:           17/3371/TA

betreft: [klager] datum: 4 juni 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van het hoofd van FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen, verder te noemen de inrichting, gericht tegen vijf uitspraken 29 september 2017  van de alleensprekende beklagrechter bij genoemde inrichting, gegeven op klachten van […], verder te noemen klager, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.

De beroepscommissie heeft klager in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en het hoofd van de inrichting om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft het op vijf ochtenden in mei en juni 2017 niet aanbieden van een ontbijt (Me 2017-181, 182, 184, 185 en 188).

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard en vijf maal een tegemoetkoming van € 5,= toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven.

2.         De standpunten van het hoofd van de inrichting en klager

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

In de wet is niet een recht op voeding neergelegd  maar alleen een zorgplicht betreffende de verstrekking van voeding aan de verpleegde. Klager verbleef ten tijde van de klachten in een rusttijdenprogramma, waarin hij een aantal momenten op de groep kon, dan wel in zijn kamer moest verblijven. Tijdens het eerste groepsmoment van 7.30 tot 8.30 uur kon klager zelf zijn ontbijt verzorgen. Klager wilde echter niet gewekt worden voor zijn ontbijt en reageerde daarbij verbaal agressief in de richting van sociotherapie, zeggende dat hij geen ochtendmens is en vroeg in de ochtend geen trek heeft. Daarop is zijn rusttijdenprogramma aangepast waardoor het eerste groepsmoment om 11.00 uur was en hij volgens eigen keuze later kon ontbijten. Afgesproken was verder dat klager zelf zou aangeven wanneer hij behoefte had aan eten. Klager is en was mondig genoeg om dat zelf aan te geven.

Klager heeft het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep niet toegelicht. 

3.         De beoordeling

Daargelaten dat in het licht van hetgeen de inrichting in beklag en beroep heeft verklaard niet als vaststaand kan worden aangenomen dat klager op de genoemde data door toedoen van de inrichting geen ontbijt heeft genoten, is in de wet geen recht op voeding neergelegd. Wel bevat artikel 42 Bvt een zorgplicht betreffende de verstrekking van voeding. Tegen de wijze van betrachten van de zorgplicht betreffende het verstrekken van voeding staat geen beklag open. Klager had daarom niet in zijn beklag mogen worden ontvangen.

Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en mr. drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 4 juni 2018.

 

 

                           

            secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven