Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1915/GA, 18 januari 2018, beroep
Uitspraakdatum:18-01-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

nummer:          17/1915/GA

betreft: [klager]            datum: 18 januari 2018

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.E. Hok-A-Hin, namens […], verder te noemen klaagster, gericht tegen een uitspraak van 2 juni 2017 van de beklagcommissie bij locatie Ter Peel te Sevenum, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klaagster alsmede haar raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft het niet verlenen van inzage in klaagsters penitentiair dossier (TP 2017/000035).

De beklagcommissie heeft klaagster niet-ontvankelijk verklaard in haar beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klaagster en de directeur

Door en namens klaagster is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Klaagster wenste inzage in haar penitentiair dossier, maar deze mogelijkheid is haar niet geboden. Ten onrechte heeft de beklagcommissie gesteld dat het per e-mail verzenden van het penitentiair dossier aan klaagsters raadsvrouw toereikend is geweest. Met klaagster is geen overleg gevoerd over deze verzending, evenmin had zij daar toestemming voor verleend.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3.         De beoordeling

Op inzage in het penitentiair dossier zijn de bepalingen van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) van toepassing. Het recht op inzage wordt geformuleerd in artikel 35 van deze wet. In de huisregels van de penitentiaire inrichting staat het recht op inzage omschreven. Hierin staat – onder meer – onder 13.3.1:

“U heeft recht op inzage in uw penitentiair dossier zoals vastgesteld in de Wbp. Art 35 het recht op kennisneming, indien en voor zover de orde en veiligheid, het belang van personen of het belang van de opsporing en vervolging van strafbare feiten zich daar niet tegen verzet weigeringsgronden Wbp. art. 43 .

De directeur beslist hierover. U kunt inzage aanvragen via de afdeling D&R door middel van een spreekbriefje, onder opgave van de reden van uw verzoek.

De inzage vindt plaats onder toezicht van een medewerker van de afdeling D&R. Tijdens de inzage dient u de aanwijzingen van deze medewerkers op te volgen.”

De directeur heeft tijdens de beklagzitting opgemerkt dat het toezenden per e-mail verbazing opwekt en dat dat alleen maar kan zijn gebeurd met toestemming van klaagster.

Klaagster heeft gevraagd om inzage in haar penitentiair dossier. In reactie hierop is een kopie van dat dossier naar haar raadsvrouw gestuurd. Nu klaagster stelt daarvoor geen toestemming te hebben gegeven en de directeur niet aannemelijk heeft gemaakt dat die toestemming wel is gegeven, dient het ervoor te worden gehouden dat klaagster geen toestemming heeft gegeven. Door het dossier zonder toestemming naar de raadsvrouw te sturen, heeft de directeur geen juiste invulling gegeven aan de regels met betrekking tot inzage zoals hiervoor weergegeven. Klaagster heeft dus geen inzage gehad zoals zij had verzocht en op grond van de huisregels mocht verwachten. Daarom is niet op juiste wijze voldaan aan klaagsters recht op inzage van haar penitentiair dossier.

Het beroep van klaagster zal gelet op het voorgaande gegrond worden verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd. Klaagster wordt ontvankelijk verklaard in haar beklag en het beklag wordt gegrond verklaard. Aan klaagster zal een tegemoetkoming worden toegekend van € 10,=.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klaagster alsnog ontvankelijk in haar beklag en verklaart dit beklag gegrond. Zij bepaalt dat aan klaagster een tegemoetkoming toekomt van € 10,=.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. A. van Holten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris, op 18 januari 2018.

    

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven