Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-364, 17 september 2018, schorsing
Uitspraakdatum:17-09-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer : S-364                                   

Betreft    : [verzoeker]                                                                           datum: 17 september 2018

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen(Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift tevens klaagschrift van […], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de justitiële jeugdinrichting  (j.j.i.) Juvaid te Veenhuizen.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 71, eerste lid, Bjj, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting, inhoudende de schending van verzoekers privacy door vermelding van verzoekers achternaam, geboortedatum en kamernummer op een naambordje.

 

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van voormelde inrichting van 13 september 2018, de telefonische toelichting van een personeelslid van de afdeling Kombuis van 13 september 2018, de telefonische toelichting van verzoeker van 14 september 2018 en de telefonische toelichting van de directeur van 17 september 2018.

1. De standpunten van verzoeker en van de directeur
Verzoeker heeft het verzoek als volgt schriftelijk toegelicht.
Op zijn naambordje staat zijn achternaam, zijn geboortedatum en kamernummer. Dit mag niet meer in verband met de nieuwe privacyregels.

De directeur heeft in zijn schriftelijke inlichtingen het volgende aangevoerd.
In het belang van het leveren van verantwoorde zorg aan de bewoners is het noodzakelijk om aan te geven dat een kamer/cel in gebruik is en door wie deze bewoond wordt. Indien er zich calamiteiten voordoen, moeten externen bijvoorbeeld brandweer en ambulancepersoneel de bewoners op naam kunnen aanspreken om te checken of de desbetreffende persoon al dan niet bij kennis is.

Op 13 september 2018 is telefonisch door een medewerker van de afdeling Kombuis toegelicht dat het betreffende bordje naast de deur van verzoekers kamer is aangebracht en dat daarop zijn achternaam, voornaam en geboortedatum zijn vermeld. Inmiddels zou het bordje vervangen zijn door een ander naambordje waartegen verzoeker geen bezwaar zou hebben.

Op 14 september 2018 is door verzoeker telefonisch toegelicht dat op het veranderde naambordje alleen een nieuwe foto staat maar dat nog steeds zijn voor-, achternaam, geboortedatum en datum van opname worden vermeld. Hij heeft aangegeven het  schorsingsverzoek te willen handhaven.

Op 17 september 2018 heeft de directeur telefonisch toegelicht dat hij heeft vernomen dat op het naambordje in verband met de nieuwe privacy wetgeving  alleen een foto en een voornaam staan. Voorts heeft hij verwezen naar de schriftelijke inlichtingen van 13 september 2018.

 

2.  De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is thans de vraag of er een spoedeisend belang is om op dit moment over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

In de onderhavige zaak speelt de vraag of gelet op de nieuwe Europese privacy wetgeving, de Algemene verordening gegevensbescherming, het aanbrengen van een naambordje naast de deur van de kamer van de jeugdige met daarop bepaalde persoonsgegevens en een foto in strijd is met de nieuwe regelgeving. 

Verzoeker en de directeur hebben een verschillende lezing over welke persoonsgegevens er thans op het naambordje worden vermeld. De voorzitter acht het van belang dat de beklagcommissie - die het betreffende naambordje kan schouwen-  deze vraag  inhoudelijk beantwoordt.

Nu er geen onderbouwing is gegeven waaruit een spoedeisend belang valt af te leiden en dit ook overigens niet is gebleken, zal het onderhavige schorsingsverzoek om die reden worden afgewezen.

De beklagcommissie wordt verzocht  met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen de onderhavige beklagzaak op de eerstkomende beklagzitting te appointeren.

 

3.  De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af en verzoekt de beklagcommissie om de beklagzaak op de eerstkomende beklagzitting te appointeren.

 

Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Iedema, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 17 september 2018.

 

 

                            secretaris                                        voorzitter

 

 

Naar boven