Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-373, 13 september 2018, schorsing
Uitspraakdatum:13-09-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer : S-373

Betreft    : [verzoeker]                                                                           datum: 13 september 2018

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van […], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie Sittard.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde locatie

van 4 september 2018, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel en aansluitend vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, ingaande op 4 september 2018 om 13.30 uur en eindigend op 14 september 2018 om 13.30 uur, wegens het bezit van contrabande, bestaande uit 30 pillen;

van 5 september 2018, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van tien dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, ingaande op 14 september 2018 om 13.30 uur en eindigend op 24 september 2018 om 13.30 uur wegens het bezit van diverse contrabande op cel.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van de schriftelijke mededeling van de commissie van toezicht van 11 september 2018 inhoudende dat het schorsingsverzoek tevens als klaagschrift is aangemerkt alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 11 september 2018 en 12 september 2018.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing.

Ten aanzien van a.

Uit het schriftelijk verslag van 4 september 2018 volgt dat verzoeker niet piepvrij door de controle kwam voor de arbeid. Gelet hierop is verzoeker gevisiteerd waarbij een geprepareerde onderbroek werd aangetroffen met daarin 30 gele pilletjes. Hierop is verzoeker rapport aangezegd. Uit de inlichtingen van de directeur volgt dat de bestreden beslissing is genomen op 4 september 2018 om 13.30 uur en dat de mededeling daarvan op 5 september 2018 om 11.00 uur aan verzoeker is uitgereikt. De voorzitter constateert dat de vormvoorschriften als bepaald in artikel 58 van de Pbw door de directeur in acht zijn genomen.

Blijkens de ‘Sanctiekaart 2016 Landelijk’, waarin het landelijk geldende sanctiebeleid is vastgelegd, kan voor het bezit van niet door een inrichtingsarts voorgeschreven pillen bestemd voor handel, een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel kan worden opgelegd. De hoeveelheid pillen die bij verzoeker zijn aangetroffen kunnen naar het voorlopig oordeel van de voorzitter worden aangemerkt als zijnde (vermoedelijk) bestemd voor handel. Gelet op het voorgaande overweegt de voorzitter, voorlopig oordelend, dat de directeur in redelijkheid kon beslissen tot het opleggen van de bestreden disciplinaire straf. Het verzoek onder a. zal worden afgewezen.  

Ten aanzien van b.

Uit het schriftelijk verslag van 4 september 2018 volgt dat er tijdens een celinspectie in verzoekers cel diverse contrabande zijn aangetroffen, waaronder een sim-kaart, een oplader voor een telefoon en diverse afdelingspasjes. In het onderliggende schriftelijke verslag staat uitdrukkelijk vermeld dat het verslag niet aan verzoeker is aangezegd. Op grond van het bepaalde in de artikelen 50 en 51 van de Pbw kan geen disciplinaire straf worden opgelegd indien het daaraan ten grondslag liggende verslag niet is aangezegd. Gelet daarop acht de voorzitter de bestreden beslissing van de directeur, voorlopig oordelend, genomen in strijd met een wettelijk voorschrift. Het verzoek onder b. zal daarom worden toegewezen.

2.  De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek ten aanzien van a. af.
 

De voorzitter wijst het verzoek ten aanzien van b. toe en schorst de tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben beslist.

 

Aldus gedaan door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, in tegenwoordigheid van J.A. van der Veen, secretaris, op 13 september 2018.

 

 

 

secretaris                                          voorzitter

 

Naar boven