Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/1610/TA, 27 oktober 2003, beroep
Uitspraakdatum:27-10-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/1610/TA

betreft: [klager] datum: 27 oktober 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 11 juli 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift , ingediend doorklagers voormalige raadsman mr. ing. T.P. Klaasen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 7 juli 2003 van de beklagcommissie bij de TBS-kliniek De Kijvelanden te Poortugaal, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 september 2003, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam te Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn huidige raadsman mr. J.C. de Goei, en namens het hoofd vanvoormelde tbs-inrichting het hoofd behandeling de heer [...]. Hiervan is het aangehechte verslag opgemaakt.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft terugplaatsing van klager naar een afdeling voor intensieve zorg met het oog op het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft aanvankelijk op de intensieve zorg afdeling Olivijn verbleven. Omdat hij daar goed functioneerde is hij overgeplaatst naar de afdeling Kobalt. Daar functioneerde hij eveneens goed. Van Kobalt is hij na een separatieten onrechte overgeplaatst naar de afdeling Karmijn, volgens de inrichting omdat hij tot twee maal toe doodsbedreigingen heeft geuit tegen twee medeverpleegden. Dit is niet waar. De inrichting heeft echter klagers lezing nietbehoorlijk uitgezocht en heeft die medeverpleegden, pathologische leugenaars, geloofd. Klager is op 10 februari 2003 van de afdeling Karmijn teruggeplaatst naar voormelde afdeling Olivijn, voor intensieve zorg. Het hoofd van deinrichting heeft deze beslissing gebaseerd op het wederom uiten van ernstige bedreigingen tegen medeverpleegden. Deze grondslag van deze beslissing is onjuist, omdat klager zich niet aan bedreigingen schuldig heeft gemaakt. Debeschuldigingen door medeverpleegden zijn wederom niet behoorlijk onderzocht. Klager vindt dat hij goed omgaat met de medeverpleegden en het personeel. Hij is gedupeerd door de terugplaatsing omdat zijn acitiviteitenblokken enigetijd niet door zijn gegaan. Klager handhaaft zijn beroep, ook al heeft het verblijf op Olivijn slechts korte tijd geduurd en verblijft hij nu op de therapeutische afdeling Saffier. Klager wenst dat uit zijn wettelijke aantekeningenwordt verwijderd dat hij één en andermaal medeverpleegden heeft bedreigd.

Door het hoofd van de inrichting is, blijkens de schriftelijke mededeling van de bestreden beslissing aan klager, in beroep - samengevat en zakelijk weergegeven - het volgende standpunt ingenomen.
Klager heeft van 25 maart 2002 tot 1 augustus 2002 verbleven op de zeer intensieve zorgafdeling Olivijn, omdat hij in verband met zijn stoornissen en gedrag gebaat was bij een verblijf op een afdeling met een zeer duidelijkegestructureerde setting, waarbinnen heldere begrenzingen zijn. Klager had behoefte aan een intensieve, directe begeleiding, waarin hij veel aandacht kreeg en niet te veel prikkels ontving. Tijdens zijn verblijf aldaar zijn zijngedrag en zijn functioneren zodanig verbeterd dat hij op 1 augustus 2002 kon worden geplaatst op de doorstroomafdeling Kobalt. In november 2002 is de situatie echter veranderd. Klager heeft medepatiënten bedreigd. Hij heeft gezegddaarbij een mes te willen gebruiken om hen van het leven te beroven. Hij heeft andere patiënten opgedragen hierover niets tegen de staf te zeggen, waarbij hij ernstige doodsbedreigingen heeft geuit. De spanning op die afdeling isdaardoor opgelopen. Klager is, omdat de staf de dreigementen serieus heeft genomen, in aanmerking genomen dat klager bekend was met fysieke agressie, na separatie van 26 november 2002 tot 3 december 2002 overgeplaatst naar debeveiligde afdeling Karmijn. Hij is daar aanvankelijk, tot 6 december 2002, in afgezondering geplaatst. De staf heeft nadien ervaren dat klager nogal overheersend was ten opzichte van de medebewoners op de afdeling Karmijn.Geoordeeld is dat, hoewel het supportieve milieu van Karmijn een goede invloed op klager had, klager toch te veel aandacht vroeg in verhouding tot de grootte van de groep. Daarom is besloten klager op 10 februari 2003 over teplaatsen naar een afdeling voor intensieve zorg, waar de individuele begeleiding en structuur die klager nodig bleek te hebben - gelet op op zijn gedrag en functioneren op de twee genoemde beveiligde afdelingen - structureel kunnenworden gegeven. Op de afdeling Olivijn is hem een gestructureerde en prikkelarme omgeving geboden.
Ter zitting is hieraan toegevoegd dat de behandelaars beoogden klagers behandeling voort te zetten, maar dat was niet langer mogelijk op de afdeling Karmijn. Op Karmijn was klagers aanwezigheid onverdraaglijk geworden voor dechronisch psychotische patiënten in die groep. Ook was klagers verhouding met een van de hoofden behandeling niet goed. Voor klagers overplaatsing naar Olivijn waren de genoemde bedreigingen niet meer expliciet redengevend. Deoverplaatsing berust meer op behandeltechnische argumenten. Klager is korte tijd later, na verbetering van zijn gedrag en functioneren tengevolge van de structuur op de intensieve zorgafdeling Olivijn, overgeplaatst naar detherapeutische afdeling Saffier. De plaatsing op Saffier was niet mogelijk zonder de tussenstap van klagers verblijf op Olivijn.

3. De beoordeling
De bevoegdheid van het hoofd van de inrichting een verpleegde te plaatsen op een afdeling voor intensieve zorg is geregeld in artikel 32 Bvt. Het hoofd is hiertoe onder meer bevoegd indien de plaatsing noodzakelijk is met het oog ophet belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting.
Voor de beroepscommissie is uit de stukken en het behandelde ter zitting voldoende aannemelijk geworden dat klagers gedrag en functioneren op de beveiligde afdeling Karmijn problematisch is bevonden voor de orde en veiligheid op dieafdeling. De beroepscommissie stelt vast dat er geen sprake was van een verwijt jegens klager dat hij daadwerkelijk medeverpleegden zou hebben bedreigd. De problematiek hing, naar de beroepscommissie verstaat, samen met klagerspersoonlijkheid die als overheersend is ervaren door chronisch psychotische medeverpleegden en die ook van invloed is geweest op klagers relatie met een bepaalde behandelaar. Voldoende aannemelijk is voorts geworden dat een verblijfop de intensieve zorgafdeling, met zorg op maat en veel aandacht van personeelsleden, vooralsnog als tussenstap noodzakelijk was, terwijl werd beoogd de op Karmijn aangevangen behandeling conform het behandelplan voort te zetten.Eveneens is aannemelijk geworden dat een directe plaatsing vanaf Karmijn naar een andere behandelafdeling niet tot de mogelijkheden behoorde.
De motivering voor de bestreden maatregel is aldus in beroep voldoende verduidelijkt en deze motivering kan de bestreden beslissing dragen.
Gelet op het hiervoor overwogene is de beroepscommissie van oordeel dat de bestreden beslissing niet in strijd is met de wet en ook niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.
Het beroep dient daarom ongegrond te worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met verbetering van de gronden.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, dr. F.A.M. Kortmann en mr. C.L. van den Puttelaar, leden, in tegenwoordigheid van mr. Chr.F. Swart-Babbé, secretaris, op 27 oktober 2003.

secretaris voorzitter

nummer: 03/1610/TA
betreft : [...], verder klager te noemen.

Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden van10 september 2003, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam teAmsterdam.

Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr. S.L. Donker,
leden: dr. F.A.M. Kortmann en mr. C.L. van den Puttelaar.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. Chr.F. Swart-Babbé.

Gehoord zijn klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.C. de Goei, en de heer drs. [...], hoofd behandeling, namens het hoofd van de TBS-kliniek De Kijvelanden te Poortugaal.

Door en namens klager is - zakelijk weergegeven - het volgende aan het beroepschrift toegevoegd.
Klager vindt dat hij op alle afdelingen goed heeft gefunctioneerd.
Op de afdeling Kobalt was hij naar zijn oordeel het meest op zijn plaats. Klager en de andere verpleegden daar waren even mondig in de omgang met elkaar. Klager heeft daar te horen gekregen dat er medeverpleegden bang voor hemwaren, terwijl hij niemand heeft bedreigd. Het betrof twee verpleegden die zich ten koste van anderen wilden verbeteren en wilden doorstromen naar de resocialisatieafdeling. Op de afdeling Karmijn zag klager geen vooruitgang. Hijhoorde daar niet thuis.
Na de bestreden beslissing had klager op de afdeling Olivijn in het begin helemaal geen acitviteiten. Na twee weken kon hij weer naar de tuin.
Klagers plaatsing op de intensieve zorgafdeling Olivijn is inmiddels opgeheven.
Hij verblijft nu sinds anderhalve week op de afdeling Saffier. Hij wil het beklag echter in beroep handhaven, omdat hij niet als bedreigend wil worden aangemerkt. Dit is problematisch bij de eventuele verlenging van zijn tbs. Hijgaat goed om met de medeverpleegden en het personeel. Hij zoekt naar gezelligheid en contact met anderen.

Namens het hoofd van genoemde inrichting is volhard in het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt. Hieraan is het volgende toegevoegd.
De behandelaars dachten dat de plaatsing van klager op Karmijn haalbaar was en wilden de door klager gevolgde behandeling in een supportief milieu voortzetten, met een nieuw behandelplan, ondanks het feit dat klagers verhouding meteen van de hoofden behandeling niet goed was. Zijn verblijf op Karmijn werd echter al snel onverdraaglijk voor de chronisch psychotische verpleegden in die groep. Zij voelden zich bedreigd door klager. De ervaren bedreigingen warenniet meer expliciet de reden voor klagers daarop volgende overplaatsing naar Olivijn. De overplaatsing berust meer op behandeltechnische argumenten. Klagers verhouding met bedoelde behandelaar was nog steeds niet goed en deinrichting was bezig de milieus te scheiden. De inrichting wilde nog steeds klagers behandeling continueren maar dit was niet mogelijk zonder de tussenstap van zijn plaatsing op Olivijn. Na verloop van twee weken deed klager hetdaar beter. Dit hangt samen met de omstandigheden op deze afdeling: de groep is kleiner en er wordt individuele zorg geboden met meer personeelsleden. Klager is daarbij zodanig goed gevaren dat hij inmiddels kon worden doorgeplaatstnaar de afdeling Saffier, een therapeutische afdeling met 11 verpleegden.

secretaris voorzitter

Naar boven