Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/1429/GM, 23 oktober 2003, beroep
Uitspraakdatum:23-10-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/1429/GM

betreft: [klager] datum: 23 oktober 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennis genomen van een op 1 juli 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Rijnmond, locatie De IJssel te Krimpen aan den IJssel,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag d.d. 23 juni 2003 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 4 augustus 2003, gehouden in de p.i. Amsterdam, is klager gehoord, telefonisch bijgestaan door een tolk in de Engelse taal.
De inrichtingsarts verbonden aan de locatie De IJssel heeft een schriftelijke reactie op het beroep gegeven.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur d.d. 10 mei 2003, betreft de onvoldoende medische zorg en behandeling terzake van een aandoening aan klagers luchtwegen.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft het volgende aangevoerd. Allereerst heeft hij de stukken in deze zaak ten onrechte niet in het Engels ontvangen, hoewel hij daarop ingevolge de regels, in het bijzonder het EVRM en de Pbw, recht heeft.
De arts heeft tot plicht het beschermen van zijn gezondheid. Toch wordt hij in een omgeving geplaatst waarin zijn klachten verergeren. Hij heeft last van astma en hij is allergisch voor, zoals een bloedtest tien jaar geleden heeftaangetoond, gras- en andere pollen, huisstof en chloor- en alkalihoudende stoffen. Ook heeft hij last van het roken door anderen. Als gevolg van zijn aandoeningen heeft hij op de werkzaal voortdurend last. Ten onrechte is hem geenandere arbeid aangeboden.
De arts heeft hem voorgesteld bij wijze van test Ventolin in te ademen, maar dit heeft hij geweigerd omdat Ventolin de longen belast en omdat hij zo’n test onlogisch vindt. Hooguit zou hij daardoor wat beter kunnen ademen, dochdaarmee is hij niet van zijn allergieën afgeholpen. Voor de symptomen hiervan gebruikt hij Telfast op voorschrift van de arts.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. Klager had bij binnenkomst last van astma en een atopie huisstofmijt. Hij gebruikte geen medicijnen. Hij werd ongeschikt verklaard om te werken in een rokerige en stoffigeruimte. De werkzaal waar klager werkt staat niet als rokerig en stoffig te boek; er is een aparte rookhoek, voor gebruik tijdens de pauzes. Een offerte voor anti-allergisch beddengoed is aangevraagd. Aan klager is Telfastvoorgeschreven. Het was de bedoeling hem met behulp van Ventolin een longfunctie-onderzoek af te nemen ter objectivering van zijn klachten en om hem optimaal te kunnen behandelen. Klager weigerde echter hieraan mee te werken.

3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt dat, voorzover klager zich beroept op art. 6 EVRM, deze bepaling niet van toepassing is op de onderhavige procedure, aangezien die bepaling uitsluitend ziet op de vervolging in een strafzaak. Ook hetgestelde met betrekking tot een recht op vertaling van de stukken in deze procedure op grond van de Pbw is onjuist.
Aannemelijk is geworden dat door of namens de inrichtingsarts terzake van klagers klachten aan zijn luchtwegen, op diverse wijzen is getracht die klachten te doen verminderen. Niet alleen is hem daartoe medicatie (Telfast)voorgeschreven, maar ook is bewerkstelligd dat hij kon werken op een zo min mogelijk stoffige werkzaal, alsook is getracht hem speciaal beddengoed te verstrekken. Tevens heeft de arts, nu recente onderzoeksgegevens ontbraken, doormiddel van een diagnostische test klagers longfunctie willen controleren om te bezien of er sprake is van reversibiliteit, waartoe klager met een korte tussenpoos een longfunctietest diende te ondergaan zonder gebruikmaking vanVentolin en vervolgens dezelfde test maar dan met (na) het inhaleren van Ventolin. Klager heeft er evenwel voor gekozen aan dit onderzoek niet mee te werken.
Tenslotte wordt overwogen dat, waar klager heeft aangegeven last te hebben van het roken door anderen, dit niet is toe te rekenen aan de arts.
De beroepscommissie komt, het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien, tot het oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroepzal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr. M. Aarts, voorzitter, drs. M.F. van Brederode-Zwart en dr. M. Kooyman, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.H.L. Cusell-te Gussinklo, secretaris, op 23 oktober2003

secretaris voorzitter

Naar boven