Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0844/GA, 21 oktober 2003, beroep
Uitspraakdatum:21-10-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/844/GA

betreft: [klager] datum: 21 oktober 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 14 april 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.Serrarens, advocate te Maastricht, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 4 april 2003 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught te Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouwe om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het controleren van alle inkomende en uitgaande geprivilegieerde post.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Het beklag richt zich op het feit dat op 21 januari 2003 geprivilegieerde post door het personeel van de extra beveiligde inrichting, op last van de directeur, niet alleen op bijgesloten voorwerpen wordt bekeken. Klager heeftmeermalen gesignaleerd dat daarbij ook de inhoud van die post wordt gecontroleerd. Ieder poststuk wordt pagina voor pagina doorgenomen. Dit geldt ook voor de bijlagen bij die correspondentie. Die praktijk is niet alleen in strijdmet het bepaalde in de artikelen 36 en 37 van de Pbw, maar de schending van die regels wordt door klager ook als buitengewoon problematisch ervaren omdat daardoor het vertrouwen dat de geprivilegieerde correspondentie vertrouwelijkis en blijft, wordt ondermijnd. Het recht op vrij verkeer zoals ook gegarandeerd in artikel 6 van het EVRM, staat daarmee op het spel.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3.
De beoordeling
Omdat het beklag is gericht tegen de toepassing van het bepaalde in artikel 36, tweede lid, van de Pbw, kan de uitspraak van de beklagcommissie niet in stand blijven. De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagrechter daaromvernietigen en het beklag inhoudelijk beoordelen.

Het klaagschrift is door klager gedateerd op 24 januari 2003. Op die datum werd, blijkens de schriftelijke inlichtingen van de directeur aan de beklagcommissie, alleen de inkomende geprivilegieerde post gecontroleerd. In deinrichting wordt de uitgaande geprivilegieerde post pas vanaf begin februari 2003, na aanpassing van de huisregels, gecontroleerd. In zoverre kan klager, nu het beklag is gericht tegen in de toekomst liggende voorvallen, niet wordenontvangen in zijn beklag.

De beroepscommissie acht, mede gelet op de door de directeur tegenover de beklagcommissie gegeven inlichtingen, voldoende aannemelijk geworden dat voor klager bestemde geprivilegieerde post enkel wordt gecontroleerd op aanwezigheidvan contrabande en dat van de inhoud van het betreffende schrijven geen kennis wordt genomen bij die controle. Dat maakt dat de beslissing om die geprivilegieerde post te controleren op de aanwezigheid van contrabande niet in strijdis met een in de inrichting geldend wettelijk voorschrift, noch dat die beslissing, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, onredelijk of onbillijk moet worden geacht. Dit onderdeel van het beklag moet daarom ongegrondworden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter.
Zij verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beklag voorzover dit ziet op uitgaande geprivilegieerde post. Zij verklaart voor het overige klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dat onderdeel van het beklagongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 21 oktober 2003

secretaris voorzitter

Naar boven