Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-1296, 23 oktober 2018, beroep
Uitspraakdatum:23-10-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         R-1296

Betreft:            [klager]            datum: 23 oktober 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. L.J. Woltring, namens

[…], verder te noemen klager, gericht tegen een op 20 juni 2018 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

 Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) afgewezen. 

2.         De feiten

Klager is sinds 24 januari 2012 gedetineerd. Hij verblijft in de penitentiaire inrichting (p.i.) Veenhuizen locatie Esserheem.

3.         De standpunten

3.1.      Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

Er loopt thans een procedure tot ongewenstverklaring van klager en de beslissing in die procedure dient klager in redelijkheid te kunnen afwachten alvorens een beslissing in de onderhavige zaak wordt genomen. Indien klager niet ongewenst wordt verklaard, heeft hij het voornemen om zich in Nederland te vestigen, omdat de levensomstandigheden hier veel beter zijn dan in Roemenië. Klager verzoekt om vernietiging van de bestreden beslissing en gegrondverklaring van het beroep.

3.2.      De selectiefunctionaris heeft zich in het verweerschrift op het standpunt gesteld dat klagers beroep niet-ontvankelijk verklaard dient te worden verklaard omdat het belang aan klagers beroep is komen te ontvallen nu klager op grond van zijn korte strafrestant niet in aanmerking komt voor plaatsing in een z.b.b.i. volgens artikel 2, eerste lid, onder e, van de Regeling, selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling) gelet op zijn einddatum van 29 oktober 2018.

4.         De beoordeling

4.1.      Uit de registratiekaart van de p.i. Veenhuizen locatie Esserheem van 9 oktober 2018 blijkt dat klagers einddatum thans is bepaald op 27 augustus 2021.

De beroepscommissie zal het beroep inhoudelijk beoordelen nu de beroepscommissie geen enkele reden ziet om daarvan af te zien.

4.2.      Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) kunnen in zeer beperkt beveiligde inrichtingen of afdelingen gedetineerden worden geplaatst die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, die in geval de veroordeling onherroepelijk is ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan dan wel in geval de veroordeling nog niet onherroepelijk is een tijd in voorlopige hechtenis hebben doorgebracht waarvan de duur ten minste gelijk is aan de helft van de opgelegde gevangenisstraf, die beschikken over een aanvaardbaar verlofadres, die een strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en die zijn gepromoveerd. Op grond van het derde lid van de Regeling kunnen in afwijking van het eerste lid tevens voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting of afdeling in aanmerking komen, gedetineerden ten aanzien van wie een door de selectiefunctionaris akkoord bevonden voorstel voor deelname aan een penitentiair programma aanwezig is. Het verblijf in de zeer beperkt beveiligde inrichting direct voorafgaande aan de plaatsing in het penitentiair programma duurt maximaal zes maanden.

4.3.      De bestreden beslissing kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie overweegt hiertoe dat het Openbaar Ministerie (OM) een negatief advies heeft gegeven, omdat er ernstige vermoedens zijn voor onttrekking aan detentie en recidivegevaar. De politie heeft ook negatief geadviseerd ten aanzien van klagers plaatsing in een z.b.b.i, nu er geen geschikt verlofadres is. De reclassering acht het recidiverisico hoog en heeft ook negatief geadviseerd. Klager voldoet derhalve niet aan de eisen voor plaatsing in een z.b.b.i. in het bijzonder omdat geen sprake is van een verwaarloosbaar vlucht- of maatschappelijk risico en klager niet beschikt over een aanvaardbaar verlofadres. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van J.A. van der Veen, secretaris, op 23 oktober 2018.

 

 

secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven