nummer: R-1021
betreft: [klager] datum: 24 oktober 2018.
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. N.F. Hoogervorst, namens
[…], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 23 april 2018 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. de afwezigheid van verwarming van de strafcel (ZB-2017-292);
b. de aanwezigheid van mieren in de strafcel (ZB-2017-293) en
c. pijn in klagers spieren en ribben als gevolg van de kou in de strafcel (ZB-2017-294).
De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
De beklagrechter heeft de klachten van klager te beperkt opgevat dan wel uitgelegd en hem ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Ten tijde van het opleggen van de disciplinaire straf kampte klager met de pijnlijke gevolgen van een aantal gebroken ribben. De medische dienst en het overig personeel was van deze medische toestand op de hoogte. De bedoeling is dat strafcellen alleen worden gebruikt indien dit absoluut noodzakelijk is voor de handhaving van de veiligheid in de inrichting of voor de veiligheid van de gedetineerde zelf. Bovendien dient rekening te worden gehouden met de bijzondere omstandigheden van het geval. De directeur heeft in de afweging niet, althans onvoldoende, althans onjuist gemaakt door toch te kiezen voor een strafcel en niet voor een minder ingrijpend alternatief. Als gevolg van die keuze heeft klager de straf als extra pijnlijk en bijzonder oncomfortabel ervaren. Overigens heeft te gelden dat de thermostaat in de strafcel kapot was en klager wel degelijk zijn ongenoegen gedurende die week kenbaar heeft gemaakt, maar dat al zijn bezwaren zijn weggewoven.
De directeur heeft in beroep volhard in het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt.
3. De beoordeling
De beroepscommissie begrijpt het beklag zo – mede gelet op de inhoud van het proces-verbaal van verhoor van 18 september 2017 - dat deze is gericht tegen de kou in de strafcel, als gevolg waarvan klager pijn heeft ondervonden aan zijn spieren en ribben, en de aanwezigheid van mieren in de strafcel. Voor zover in beroep eerst is aangevoerd dat het beklag ziet op de beslissing van de directeur om de disciplinaire straf ten uitvoer te leggen in de strafcel, kan klager niet worden ontvangen in zijn beroep.
In de Regeling eisen verblijfsruimte penitentiaire inrichtingen (de Regeling) staan de eisen vermeld waaraan een verblijfsruimte moet voldoen. Het valt onder de zorgplicht van de directeur dat de verblijfsruimte aan deze eisen voldoet. Indien de verblijfsruimte hieraan niet voldoet, kan dit de directeur worden toegerekend. De beroepscommissie overweegt dat het regelen van de temperatuur in de verblijfsruimte en het bestrijden van mieren valt onder de algemene zorgplicht van de directeur. Klager wordt dan ook alsnog ontvankelijk verklaard in zijn beklag.
a. Klager stelt dat de situatie in de strafcel onmenselijk was, nu hij daar dagen heeft moeten verblijven zonder verwarming. De directeur heeft toegelicht dat de thermostaat per strafcel hoger gezet kan worden en dat op verzoek een extra deken kan worden verstrekt. Gelet hierop is onvoldoende aannemelijk geworden dat de directeur niet heeft voldaan aan zijn zorgplicht hieromtrent en zal het beklag in zoverre ongegrond worden verklaard.
b. Klager stelt dat hij gedurende zijn disciplinaire straf melding heeft gemaakt van mieren in zijn strafcel, maar dat hierop geen actie is ondernomen door het inrichtingspersoneel. Door de directeur is gemotiveerd weersproken dat voornoemde klacht is besproken met het personeel en dat bij hen bekend was dat ongedierte aanwezig was in de strafcel waar klager verbleef. Derhalve kan de directeur niet worden verweten dat geen maatregelen zijn getroffen tegen de eventuele aanwezigheid van mieren in de strafcel en kan niet worden vastgesteld dat hij onvoldoende invulling heeft gegeven aan zijn zorgplicht.
c. Nu de beroepscommissie ten aanzien van onderdeel a. heeft geoordeeld dat niet kan worden vastgesteld dat de directeur zijn zorgplicht heeft geschonden, kan ook met betrekking tot onderdeel c., dat ziet op de gevolgen van de kou in de strafcel te weten pijnlijke ribben en spieren, niet worden geoordeeld dat de directeur zijn zorgplicht heeft geschonden.
De beroepscommissie vernietigt gelet op het voorgaande de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in het beroep voor zover dit is gericht tegen de beslissing van de directeur om de disciplinaire straf ten uitvoer te leggen in een strafcel.
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. A. van Holten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 24 oktober 2018.
secretaris voorzitter