Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-937, 11 oktober 2018, beroep
Uitspraakdatum:11-10-2018

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-937

betreft: [Klager]           datum: 11 oktober 2018

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E. Janse, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 30 april 2018 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Groot Alphen te Alphen aan den Rijn, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Klager, zijn raadsman mr. E. Janse en de directeur hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie van 5 oktober 2018, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:         

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft het feit dat klager, die aan een penitentiair programma (p.p.) deelnam, in afwachting van een schriftelijke beslissing van de selectiefunctionaris voor de duur van zes weken in een gesloten inrichting onder het beheer van de directeur is geplaatst (AE-2018-133).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt schriftelijk toegelicht. Klager is ten onrechte als verdachte weggezet. Zelfs op het moment van terugplaatsing en het opleggen van de ordemaatregel was (nog) geen vervolging ingezet. De directeur heeft in zijn beslissing laten doorschemeren over meer informatie dan de raadsman, officier van justitie en rechter tezamen, te beschikken, te weten klagers houding tijdens zijn aanhouding en het verhoor. Dit was bij geen van de drie voornoemde partijen bekend, maar kennelijk wel bij de directeur, die van de inhoud van de zaak niets afweet en zich op dat vlak ook niet mag begeven, omdat dit tot een evident foute interpretatie van informatie leidt. De directeur kan zich in dat kader beter tot zijn eigen taak beperken. Daarbij komt dat klager uiteindelijk is vrijgesproken. Daarmee is bevestigd dat klager niets met de zaak te maken heeft gehad en in dat kader niet verkeerd heeft gehandeld.

De directeur heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, anders dan dat hij persisteert bij hetgeen hij in beklag heeft aangevoerd, in beroep niet toegelicht.

3.         De beoordeling

De directeur heeft klager, blijkens de bestreden beschikking, op grond van artikel 9, derde lid, van de Penitentiaire maatregel (Pm) in afwachting van een schriftelijke beslissing van de selectiefunctionaris gedurende zes weken in een gesloten inrichting onder het beheer van de directeur geplaatst, met mogelijkheid tot verlenging. De beroepscommissie stelt vast dat artikel 9, derde lid, van de Pm een dergelijke mogelijkheid niet biedt. Voor zover de directeur heeft bedoeld de bestreden beschikking te baseren op artikel 9, tweede lid, van de Pm, waarin limitatief is opgesomd welke mogelijkheden de directeur heeft ingeval de gedetineerde één of meer van de voorwaarden die aan zijn deelname aan een p.p. zijn verbonden, heeft overtreden, geeft deze bepaling de directeur evenmin de bevoegdheid een gedetineerde gedurende zes weken in een gesloten inrichting te plaatsen. Indien en voor zover de directeur het aangewezen achtte klager in afwachting van een beslissing van de selectiefunctionaris in te sluiten, had hij klager daartoe, met inachtneming van artikel 24 van de Pbw, in samenhang met artikel 23, eerste lid, van de Pbw, een ordemaatregel kunnen opleggen.

Nu de directeur, gelet op het voorgaande, tot het nemen van de bestreden beslissing niet bevoegd was, zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen. Zij acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming aan klager, nu de selectiefunctionaris klagers deelname aan het p.p. kennelijk bij beslissing van 19 februari 2018 heeft beëindigd, zodat de beroepscommissie ervan uitgaat dat het insluiten van klager, ware het niet dat de grondslag daarvoor niet juist is, op zichzelf niet onterecht is geweest.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, J.G.A. van den Brand en ing. M.J. Mulders, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 11 oktober 2018.

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven