Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 99/0070/GV B, 17 mei 1999, beroep
Uitspraakdatum:17-05-1999

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: B 99/70/GV

betreft: [klager] datum: 17 mei 1999

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet heeft kennis genomen van een op 25 februari 1999 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen appellant,

gericht tegen een beslissing d.d. 10 februari 1999 van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en appellant om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft appellants verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen, wegens het ontbreken van vertrouwen in een goed verloop van het verlof.

2. De standpunten
Appellant heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Met betrekking tot het argument dat het gebruik van hard- en softdrugs als eenrode draad door appellants detentie loopt stelt appellant dat hij tijdens zijn verblijf in de gevangenis II te Sittard nooit is betrapt op het gebruik of het in bezit hebben van harddrugs. Appellant geeft toe af en toe softdrugs tehebben gebruikt. Het laatste rapport hiervoor dateert echter van 3 september 1998. Met betrekking tot het argument van recidivegevaar stelt appellant dat dit bij geen enkele gedetineerde kan worden uitgesloten. Appellant wijstechter op de veranderde omstandigheden in zijn thuissituatie, met betrekking tot zijn partner en hun dochtertje, die voor hem reden vormen een serieuze poging te doen om zijn leven te beteren. Voor wat betreft het negatieve adviesvan de politie stelt appellant dat dit begrijpelijk is. De politie werd steeds met appellant geconfronteerd als het slecht met hem ging en hij terugviel in zijn oude gedrag. Ieder mens verdient echter een nieuwe kans, ook bij depolitie. Appellant werkt hard aan zijn toekomst. Hij is recentelijk gestart met de test- en oriëntatiecursus. Dit is het eerste onderdeel van het maatschappelijke integratie (m.i.)- traject binnen de inrichting. Een en ander lijktappellant reden genoeg om de afwijzing van zijn verlofaanvraag opnieuw kritisch te bekijken.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De Minister verwijst voor de argumenten van zijn afwijzende beslissing op zijn eerdere beslissingen d.d. 8 juli, 31 augustus en 20 november 1998, waarin de vorige verlofaanvragen van appellant werden afgewezen. De politieLimburg/Roermond heeft een negatief advies uitgebracht op appellants verlofaanvraag. Een terugval in het oude gedrag en daardoor het opnieuw plegen van strafbare feiten door appellant is niet uitgesloten. Daarbij valt ook te vrezenvoor het niet terugkeren naar de inrichting van appellant na het verlof. Er is een groot gevaar voor recidive. Uit het uittreksel van het justitieel documentatieregister blijkt dat appellant al meerdere malen geweldsdelicten heeftgepleegd. Ook nu heeft appellant zich weer schuldig gemaakt aan een geweldsdelict. Bij verlofverlening is confrontatiegevaar met de slachtoffers van de door appellant gepleegde delicten niet ondenkbeeldig. Het gebruik van hard- ensoftdrugs loopt als een rode draad door appellants detentie. Ook tijdens eerdere detenties is appellant regelmatig betrapt op het gebruik of het bezit van hard-en softdrugs. De Minister merkt nog op dat niet is gebleken datappellant contact heeft gelegd met de reclassering gericht op de daadwerkelijke invulling van zijn goede voornemens met betrekking tot zijn verslavingsproblematiek. Hoewel appellant zich correct gedraagt, heeft de Minister geenvertrouwen in een goed verloop van het verlof.

3. De beoordeling
Krachtens artikel 14 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting van 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI, komt een gedetineerde eerst voor algemeen verlof in aanmerking wanneer hij ten minste een derde van de onherroepelijken onvoorwaardelijk opgelegde straf heeft ondergaan en zijn strafrestant nog ten minste drie maanden en ten hoogste een jaar bedraagt. Artikel 4 van deze Regeling bepaalt dat verlof, in casu algemeen verlof, wordt geweigerd in gevalvan:
a) ernstig vermoeden dat de gedetineerde zal proberen zich aan de detentie te onttrekken;
b) gevaar voor ernstige verstoring van de openbare orde of het plegen van strafbare feiten;
c) ernstig vermoeden dat het verlof zal leiden tot alcoholmisbruik, druggebruik of een poging tot invoer van contrabande;
d) gebleken onbetrouwbaarheid met betrekking tot het nakomen van afspraken;
e) risico voor ongestoord verlof als gevolg van de gestoorde of agressieve persoonlijkheid van de gedetineerde;
f) risico voor ongestoord verlof als gevolg van ernstige spanningen in de woon- of leefsfeer van de te bezoeken persoon;
g) risico van ongewenste confrontatie met slachtoffers van of anderszins betrokkenen bij het door de gedetineerde gepleegde misdrijf;
h) gevaar voor de gedetineerde;
i) risico van maatschappelijke onrust;
j) het ontbreken van een aanvaardbaar verlofadres;
k) een gedetineerde ten aanzien van wie vaststaat dat hij na de detentie zal worden uitgeleverd of ten aanzien van wie een uitleveringsprocedure loopt, tenzij hieraan schorsende werking is verleend;
l) een gedetineerde die ongewenst is verklaard, ten aanzien van wie een procedure tot ongewenstverklaring loopt, tenzij hieraan schorsende werking is verleend, of van wie vaststaat dat hij na de detentie zal worden uitgezet.

De afwijzing door de Minister van appellants verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting moet bij afweging van alle in aanmerking komende belangen als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Hierbij overweegt deberoepscommissie het volgende. Bij de beslissing op een verzoek om verlof dient een afweging te worden gemaakt tussen enerzijds het belang van de gedetineerde bij een goede en tijdige voorbereiding van zijn terugkeer in demaatschappij en anderzijds het belang van de samenleving bij een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf. Uit de onderliggende stukken is de beroepscommissie gebleken dat de directeur van de gevangenis II teSittard positief heeft geadviseerd op appellants verlofaanvraag. De officier van justitie te Roermond heeft al eerder aangegeven geen bezwaar te hebben tegen het verlenen van verlof. Appellant heeft sinds 3 september 1998 geen(drugsgerelateerde) rapporten meer gekregen. Sindsdien afgenomen urinecontroles toonden geen drugsgebruik door appellant meer aan. Appellant is door de inrichting akkoord bevonden voor deelname aan de test- en oriëntatiecursus. Ditis het voortraject van het maatschappelijke integratie-project binnen de inrichting. Er is sprake van een aanvaardbaar verlofadres.
Gelet op het vorenstaande, waaraan nog dient te worden toegevoegd dat appellant reeds over enkele maanden zijn datum van vervroegde invrijheidstelling bereikt en reeds eerder drie verzoeken om algemeen verlof van appellant zijnafgewezen, dient thans aan het belang van appellant doorslaggevende betekenis te worden toegekend. De door de politie Limburg/Roermond in haar negatieve advies aangevoerde argumenten zijn onvoldoende zwaarwegend om tot een anderoordeel te komen.
Derhalve dient de bestreden beslissing te worden vernietigd.
De Minister zal worden opgedragen binnen twee weken een nieuwe beslissing te nemen op deze verlofaanvraag met inachtneming van deze uitspraak.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Minister op binnen twee weken een nieuwe beslissing te nemen op deze verlofaanvraag met inachtneming van haar uitspraak.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. R.J.A. Meertens-Zeeman, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 17 mei 1999

secretaris voorzitter

Naar boven